De van Wijhe’s van Echteld

Het wapen van de Van Wijhe’s van Echteld

Twaalf generaties en bijna 500 jaar in Echteld

De Van Wijhe’s van Echteld zijn zeer waarschijnlijk als “homines franci” (Koningsvrijen) in het Gelderse rivierengebied terechtgekomen.

Homines franci of Koningsvrijen waren hereboeren die ook krijgsdienst deden. Dat ontstond in de Karolingische tijd. Het Karolingische rijk omvatte in de 9e en 10e eeuw grote delen van West-Europa. In ruil voor krijgsdienst kregen de homines franci van de koning tegen betaling land om te verbouwen. Ze waren verplicht dit land te verdedigen. Ze genoten tegen betaling van weergeld bescherming van de koning. De homines franci hadden binnen het rijk van de koning veel bewegingsvrijheid. Koningsvrijen waren geen edelen. De edelen stonden in die tijd boven de wet en beschermden zichzelf.

De Karolingische standencultuur kende de edelen, de vrijen, de minder-vrijen en de onvrijen. In het Midden-Nederlandse rivierengebied waren de homines franci de aanzienlijkste stand na de edelen.

Tegen bovenstaande achtergrond is het begrijpelijk dat de Van Wijhe’s lang gestreefd hebben naar behoud van hun onafhankelijkheid van de hertogen. Dat is ze tot 1495 gelukt. In dat jaar werden ze gedwongen om hun Echteldse bezit open te stellen voor de hertog van Gelre.

Opmerkelijk is dat de Van Wijhe’s van Echteld al in de periode 1300-1400 een grote machtspositie hadden. In diverse documenten blijkt dat ze behendig als grootgrondbezitters manoeuvreerden tussen machtige hertogen en bisschoppen.

In het Gelders Archief vonden we een uniek document uit 1350 (zie hier beneden) waarvan Joke Honders voor ons een transcriptie maakte. Hertog Reinoud III van Gelre belooft in dit document een schadeloosstelling van 1490 pond aan graaf Johan van Kleef (Gelders Archief 0001.2.07.1.3.2.428).

Hertog Reinoud vrijwaarde hiermee zijn zwager Johan van Kleef voor schade veroorzaakt door de Van Wijhe’s in Kleef. Kennelijk had Johan van Kleef last en schade door de activiteiten van de Van Wijhe’s in Kleef. Hertog Reinoud van Gelre deed deze schadeloosstelling omdat zijn zwager Johan van Kleef en Johan van Wijhe de oude samen optrokken in de strijd van hertog Reinoud van Gelre met zijn broer Eduard van Gelre. Johan van Wijhe de oude was rentmeester en raad van hertog Reinoud van Gelre.

Bron Gelders Archief, transcriptie van Joke Honders :
Reinoud Graaf van Gelre etc. belooft aan zijn boele de graaf Johan van Cleve een schadeloosstelling die hem comen mag van heer Johanne van Wije den Oude en Walraven zijn zoon alse van viertienhondert ende negentig ponden dat wij hem af schadeloos sulen ende wael quiten, sonder argelist enzovoorts.

Tijdens de broederstrijd werd Reinoud gesteund door de adellijke familie Van Heeckeren en Eduard door de adellijke familie Van Bronkhorst. Reinoud van Gelre werd ook gesteund door zijn zwager graaf Johan van Kleef.

De Van Wijhe’s van Echteld kozen de kant van de Van Heeckerens (het kamp van Reinoud van Gelre en Johan van Kleef) maar na het overlijden van Reinoud in 1371 kozen ze de kant van de Van Bronckhorsten. Hierdoor kwamen ze in het netwerk van Willem van Gulik die uiteindelijk aan de macht kwam in Gelre. In 1395 kwam de vrouw van Willem van Gulik met een kostbaar geschenk naar Echteld voor de doop van een kind van Jorde van Wijhe!

Opvallend is dat vanaf ca. 1330 bij veel belangrijke besluiten in Gelre/Kleef een Van Wijhe betrokken was. Tot 1350 zat Johan van Wijhe de oude in de raad van de hertog van Gelre en daarna zijn zoon Johan van Wijhe de jonge. Na 1371 zien we dat vaak Walraven van Wijhe en Jorde van Wijhe in documenten genoemd worden.

De Van Wijhe’s werden in die periode in de regesten vaak ridders genoemd alhoewel ze van oorsprong niet tot de edelen behoorden.

Walraven van Wijhe (geboren rond 1330) vervulde een belangrijke rol in Keulen. Hij maakte deel uit van een machtige groep kooplieden rond Hermann van Goch. Zij hadden de handel in Keulen in handen en wel vooral de wijnhandel.

Aan het eind van de 14e eeuw  hadden de Van Wijhe’s in Echteld al na 3 generaties een heel bezit en een belangrijke positie opgebouwd. In 1371 stichtten ze een vicarie waardoor de Echteldse kerk voor het eerst in de rekeningen van de Utrechtse Dom werd vermeld. In het wapenboek van edelen rond de hertog (de Codex uit 1395) zien we ook Jorde van Wijhe van Echteld vermeld. Tenslotte zijn uit die tijd verschillende zegels van de Van Wijhe’s van Echteld bewaard gebleven in het Gelders Archief.

Opmerkelijk is dat enkele Van Wijhe’s in 1387 studeerden aan de pas opgerichte Universiteit van Heidelberg. Een van hen, Willem van Wijhe, deed als jonge, begaafde student, belangrijk schrijfwerk voor Marsilius van Inghen, oprichter en eerste rector van de Heidelbergse Universiteit. Ook speelde Willem van Wijhe 10 jaar lang een belangrijke rol bij de opbouw van de Universiteit van Keulen (van 1388 tot 1398). Na zijn Duitse periode was Willem van Wijhe van 1400 tot ca. 1433 secretaris van twee opvolgende bisschoppen in Utrecht. Eerst diende hij bisschop Frederik van Blankenheim. Ook daarna tijdens de jarenlange opvolgingsstrijd was Willem van Wijhe opnieuw secretaris van de Utrechtse bisschop.

Uiteindelijk groeide het Echteldse bezit en de positie van de Van Wijhe’s na 12 generaties in bijna 500 jaar (!) naar een top rond 1740/1750. Daarna is het Echteldse Van Wijhe geslacht uitgestorven in de mannelijk lijn en kwam de Wijenburg in bezit van de familie Van Wassenaer.

Toen wij in 2005 met onze speurtocht naar de geschiedenis van de bewoners van de Wijenburg begonnen was de genealogie van de Van Wijhe’s van Ds. Anspach ons uitganspunt. Ds. Anspach publiceerde in 1876 een uitgebreide genealogie van de Van Wijhe’s in het tijdschrift De Navorscher. In 1271 werd volgens Ds. Anspach voor het eerst een Van Wijhe genoemd in Echteld. Anspach noemde hem de 1e Van Wijhe heer van Echteld. Anspach kwam zo uiteindelijk uit op 12 heren Van Wijhe van Echteld. Wij hebben de “12 heren hoofdstructuur” van Anspach overgenomen. Ons onderzoek sinds 2005 heeft evenwel veel nieuwe inzichten m.b.t. de geschiedenis van de Van Wijhe’s van Echteld opgeleverd.

De Wijenburg waar de Van Wijhe’s van Echteld bijna 500 jaar woonden

Jordaen van Wijhe was de 1e heer van Echteld van 1271 tot 1300.

Jordaen van Wijhe de 1e heer van Echteld trouwde volgens Anspach in 1271 met “vrouwe van Echteld”. Dit was de eerste keer dat een van Wijhe in Echteld werd vermeld.
Jordaen van Wijhe overleed omstreeks 1300.
Hij had drie kinderen: Hendrik, Johan en Willem.

Hendrik
overleed (in 1298) voor zijn vader, waardoor zijn broer Johan de 2e heer van Echteld werd. Van Hendrik weten we dat hij een zoon (Johan) en 2 dochters had (Hermanna en Aleid). Dochter Hermanna was moniale (kloosterzuster) dat wil zeggen dat zij de gelofte van armoede, zuiverheid en gehoorzaamheid had afgelegd en binnen het klooster leefde. In 1375 was zij abdis van het klooster Ter Hunnepe bij Deventer. Hendrik’s dochter Aleid van Wijhe trouwde Bernt Palick van der Wilten.

Het huis in 1743 door Hendrik Spilman, naar origineel van Jan de Beijer Collectie Gelders Archief
Het huis De Wilt in Gendringen dat zijn naam ontleent aan de familie Van der Wilten. Een tekening uit 1743 door Hendrik Spilman, naar een origineel van Jan de Beijer Collectie  Gelders Archief

Aleid van Wijhe en Bernt Palick van der Wilten hadden een zoon Gerrit Palick van Sevenaer die ambtman in de Liemers werd en mogelijk als Gerrit Palick van der Wilten in 1362 het landgoed Byvanck in Beek (Montferland) in bezit had.

Na het overlijden in 1368 van Jan, de laatste graaf van Kleef, kreeg Mechteld van Gelre (zijn weduwe) als “weduwegift” de Liemers en mocht zij een nieuwe ambtman aanstellen. Dat werd in 1371 Gerrit Palick van Sevenaer. Een neef van zijn moeder Aleid van Wijhe, Walraven Johanszoon van Wijhe, bezegelde de brief waarbij Gerrit Palick van Sevenaer  in 1371 beloofde de voorwaarden te onderhouden met betrekking tot zijn aanstelling als ambtman. Gerrit Palick van Sevenaer bleef slechts 2 jaar ambtman. In die tijd was hij als ambtman ook slotbewaarder (borgman) van kasteel Sevenaer. Later in 1395 kreeg hij door de heren van Wisch het kasteel Sevenaer in bezit. Hij wist handig te opereren tussen Kleef en Gelre maar in 1402 moest hij kasteel Sevenaer verlaten nadat de Liemers door hertog Reinald IV van Gelre (opvolger van hertog Willem van Gulik) weer aan Kleef moest worden afgestaan. 

Hendriks zoon Johan van Wijhe was vermoedelijk getrouwd met Hille van Renoy. Opvallend is dat er rond 1325 een Johan van Wijhe deken was van de Lebuïnuskerk in Deventer. Op 11 juni 1336 stelt Albertus de Reno, klerk van de bisschop van Utrecht en notaris van de Duitse keizer, het testament op van Johannes de Wye deken van de Lebuïnuskerk van Deventer. Hij verklaart daarin aan de kerk van Deventer, ten behoeve van de kanunniken en vicarissen, zijn Veluwse goederen geschonken te hebben. Voor de oprichting en dotatie van een kapel in Deventer schenkt hij het huis Wymerinc in Herike (bij Markelo) en enkele tienden in Holten, Wesepe en Haarle. Ook wilde hij dat er 2 ponden werden uitgekeerd voor de bouw van de kerk in Olst. Mogelijk was deken Johan van Wijhe de zoon van Hendrik van Wijhe. Ook ontdekten we in dezelfde tijd een ridder Johan van Wijhe in de archieven als lid van het kapittel van Oud-Munster waar de Lebuïnuskerk in Deventer onder viel.

Johan
werd de 2e heer van Echteld.

Willem (geb. ca. 1275)
in 1313 wordt (volgens het boek ”Coulissen van de macht” , op internet te lezen) door Gosewinus de Gruthus in Arnhem een jaarrente gekocht voor de kinderen van Wilhelmus de Wije. Mogelijk gaat het hier om deze Willem.
Willem had in ieder geval een zoon die Johan (geb. ca. 1300) heette en die in 1368 als ridder de huwelijksvoorwaarden tussen hertog Eduard (een zoon van hertog Reinald II van Gelre) en Catharina van Beieren zegelde. Ook vestigde deze  Johan Willemszoon van Wijhe in 1368 een erfpacht op de Renakker bij Greffelingen (Alphen langs de Maas).

Zegel van Johan Willemszoon van Wijhe uit 1368 (Gelders Archief).

Johan Willemszoon van Wijhe had een zoon, Johan Johanszoon van Wijhe (geb. ca. 1330), die met Agnes van Benthem trouwde. Zij was eerder met Jan van Arkel getrouwd geweest. In 1400-1404 blijkt Agnes van Benthem, volgens verschillende aktes, weduwe van Johan van Wijhe te zijn en erft zij van hem goederen in Alphen tussen Maas en Waal. Agnes van Benthem hertrouwde na het overlijden van Johan van Wijhe in 1401 met Johan van Reydt. Johan Johanszoon van Wijhe en Agnes van Benthem hadden een zoon Johan Johanszoon van Wijhe (geb.ca. 1360). Agnes en haar zoon Johan Johanszoon van Wijhe worden in 1402 en 1407 meermalen genoemd i.v.m. de tienden van Zandwijk. Vermoedelijk was het deze Johan Jansz. van Wijhe die (na het overlijden van Jan van Hemert heer van Nederhemert) in 1416 afstand deed van alle erfenis verkregen via zijn vrouw Agnes van Hemert (dochter van Jan van Hemert) ten gunste van Ghijsbert van Hemert (broer van Agnes en opvolger van zijn vader). Dirk Hermansz van Wijhe (zie 3e heer) zegelt de acte van afstand ook.
De laatstgenoemde Johan van Wijhe had vijf kinderen die vermeld staan in een magescheid (boedelscheiding bij het overlijden van één der ouders) uit 1437 (Johan kanunnik en priester te Elst, Otto, Dirk, Johanna en Wilhelmina). Deze kinderen overleden ongehuwd, op Johanna na.

xxxx

Even een stukje Gelderse geschiedenis rond 1280

In 1272 kwam in het graafschap Gelre een einde aan het bewind van de legendarische graaf Otto II, bijgenaamd de Kreupele. Hij was zeer dapper en schonk aan de lijfeigenen, die op zijn bezittingen woonden, allerlei vrijheden. Ook gaf hij aan hele buurten een eigen vorm van regering. Hierdoor ontstonden de steden die steeds meer voorrechten kregen en namens de graaf door een schout werden bestuurd. Deze graaf Otto II zorgde er ook voor dat het graafschap Gelre zich geleidelijk uitbreidde, zodat omstreeks 1270 de huidige oppervlakte van Gelderland tot het graafschap behoorde.

Graaf Otto II werd in 1272 opgevolgd door zijn zoon Reinald I, die als bijnaam had
de Strijdbare. Het is dus duidelijk waar deze Reinald zich mee bezig hield! Uiteindelijk werd hij in de bloedige slag bij Woeringen (1288) door hertog Jan I van Brabant verslagen. Reinald I liep een wond aan zijn hoofd op die niet meer genas. Hij schijnt daardoor krankzinnig geworden te zijn.

Tengevolge van de nederlaag van graaf Reinald I in 1288 moest hij het graafschap Gelre in pand afgeven aan graaf Gwijde van Vlaanderen. Het graafschap Gelre werd pas weer in ere hersteld toen in 1319 graaf Reinald I werd opgevolgd door zijn zoon Reinald II
.

xxxx

Johan van Wijhe de oude was de 2e heer van Echteld van 1300 tot 1350.

Johan van Wijhe, de 2e heer van Echteld, trouwde Elisabeth van Rindern. Opmerkelijk is dat zowel zijn zoon Johan van Wijhe (de jonge) als zijn kleinzoon Otto van Wijhe een Van Rindern trouwden. De Van Wijhe’s hadden generaties lang een nauwe band met het land van Kleef.
In de regesten van “de Duffelt” wordt Johan van Wijhe de 2e heer van Echteld in 1346 “Johan van Wijhe de oude” genoemd. Hij overleed in 1350.

Zegel van Johan van Wijhe de oude uit 1349 (Gelders Archief).

Johan van Wijhe de oude staat als getuige vermeld in het manifest waarin graaf Reinald II van Gelre in 1331 zijn vrouw Eleanora het vruchtgebruik van een Veluwse jaarrente verzekert.

In het Gelders Archief vonden we een uniek document uit 1350 waarin hertog Reinoud III van Gelre een schadeloosstelling van 1490 pond belooft aan graaf Johan van Kleef.

Hertog Reinoud vrijwaarde hiermee zijn zwager Johan van Kleef voor schade veroorzaakt door de Van Wijhe’s in Kleef. Kennelijk had Johan van Kleef last en schade door de activiteiten van de Van Wijhe’s in Kleef. Hertog Reinoud van Gelre deed deze schadeloosstelling omdat zijn zwager Johan van Kleef en Johan van Wijhe de oude samen optrokken in de strijd van hertog Reinoud van Gelre met zijn broer Eduard van Gelre. Johan van Wijhe de oude was rentmeester en raad van hertog Reinoud van Gelre.

Van Johan van Wijhe de oude weten we dat hij in ieder geval twee zonen had, namelijk Johan en Walraven. Zij worden beiden genoemd in de regesten van “de Duffelt” 1346-1348 in verband met onroerend goed transacties van de Van Wijhe’s van Echteld in de buurt van het Duitse Kleve. 

Johan
werd Johan van Wijhe de jonge genoemd (geboren ca. 1300?) en hij was de 3e heer van Echteld.

Walraven
Walraven van Wijhe werd geboren rond 1330. Hij trouwde met Aleyd volgens het archief van de Commanderij van St-Jan te Arnhem.                                          

In 1346 kocht Walraven van Wijhe (hij was toen nog onmondig!) in Niel (tussen Nijmegen en Kleef) een vrij erf en enkele leenroerige landerijen. In 1348 werd uit dit vrije bezit weer 50 morgen land verkocht aan het kapittel van Xanten. Bij deze transacties waren Walraven’s vader, Johan van Wijhe de oude, Walraven’s broer, Johan van Wijhe de jonge, en zijn neef Johan Willemszoon van Wijhe betrokken. De meeste aktes zijn door een of meerdere van deze familieleden gezegeld.

De opbrengst van de verkoop van 50 morgen land aan het kapittel van Xanten (voor een bedrag van 1125 pond) kwam ten goede aan graaf Johan van Kleef. Onduidelijk is wat de reden is voor de betaling van dit grote bedrag aan graaf Johan van Kleef.

Het was de tijd van de broederstrijd om de macht in Gelre tussen Reinoud en Eduard van Gelre (van 1350 tot 1361). Hun zus Mechteld was getrouwd met Johan van Kleef. Zowel Johan van Kleef als Mechteld van Gelre steunden Reinoud van Gelre  in de Gelderse broederstrijd.

Walraven van Wijhe had een speciale relatie met Mechteld van Gelre omdat ze beiden een Kleefse achtergrond hadden. In 1368 overleed haar man Johan van Kleef. Mechteld kreeg als weduwegift de Liemers, Zij mocht vervolgens daar een ambtman aanstellen. Namens Mechteld van Gelre bezegelde Walraven van Wijhe de aanstellingsbrief van Gerrit Palick van Sevenaer in 1371 als ambtman van de Liemers. Deze Gerrit was een zoon van Walravens nicht Aleid van Wijhe (Hendriksdochter) en bewoonde van 1371-1373 en van 1395-1402 kasteel Sevenaer. 

In 1371 overleed zowel Eduard als Reinoud van Gelre. Hun zus Mechteld van Gelre woonde in Huissen en eiste de Over-Betuwe voor zich op. Mechteld vond dat ze hier recht op had op basis van eerder gemaakte afspraken tussen Johan van Kleef en Reinoud van Gelre. De speciale relatie tussen Mechteld van Gelre en Walraven van Wijhe wordt ook zichtbaar als zij Walraven van Wijhe in 1373 tot ambtman benoemt. Walraven was een van de belangrijkste heren in de Over-Betuwe. Samen met o.a. de Van Lent’s en Van Homoet’s behoorde hij tot de machtige groep van grootgrondbezitters, die de dienst uitmaakten.

Dit wordt heel duidelijk als Walraven ergens tussen september 1372 en september 1376 een boze brief stuurde aan Mechteld van Gelre (Gelders Archief 0001.2.07.3.4.564 /17). Walraven van Wijhe was woedend dat de heren Van Ulft en Van Rees rooftochten ondernamen naar zijn landgoederen in Elst.

De boze brief die Walraven aan Mechteld van Gelre stuurde, is een voorbeeld van de machtspositie die hij ten opzichte van haar innam. Walraven had zich inmiddels aangesloten bij de Bronckhorsten. Drie maanden voordat Walraven de boze brief aan Mechteld van Gelre schreef hadden de Bronckhorsten tot ontzetting van de Van Heeckerens de macht gegrepen in Arnhem. Zij installeerden allemaal eigen familieleden en vrienden in het gemeentebestuur van Arnhem. Ook de relaties van Walraven van Wijhe waren ruimschoots vertegenwoordigd in het nieuwe bestuur. In Arnhem waren ze bekend onder de naam de Gruythuis-clan.

Het voorgaande laat zien hoezeer de positie van Mechteld van Gelre in de Over-Betuwe was verzwakt. Toen Walraven met strooptochten op zijn landgoederen in Elst en omgeving te maken had, riep hij Mechteld van Gelre ter verantwoording. Als zij niets aan de strooptochten zou doen, of kon doen, zou Walraven zelf maatregelen nemen. Hij zou dan zijn vrienden uit Arnhem erbij halen om aan deze plunderingen een einde te maken.

Ook maakte Walraven van Wijhe deel uit van een machtige groep kooplieden rond Hermann van Goch in Keulen. Walraven van Wijhe verkeerde daar in het gezelschap van aartsbisschop Frederik van Saarwerden en de latere hertog Willem van Gulik. De groep kooplieden rond Hermann van Goch had de handel in Keulen in handen en wel vooral de wijnhandel.

Walraven van Wijhe was verder betrokken bij het klooster Mariendaal bij Arnhem (waar in 1384 Mechteld van Gelre werd begraven), het vrouwenklooster ter Hunnepe (waar later zijn dochter Elisabeth abdis zou worden) en bij het kapittel van Xanten in Kleef. Walraven stichtte samen met zijn neef Herman Johanszoon van Wijhe in 1376 een altaar in de St. Maartenskerk te Tiel.                   

                                                   

Zegel van Walraven van Wijhe uit 1371 (Gelders Archief).

De boeiende geschiedenis van de 7 kinderen van Walraven:

– Hendrik
(geboren ca. 1355) bezoekt in 1428 hertog Arnold van Gelre in kasteel Rosendael. Hendrik van Wijhe wordt in 1428 genoemd als eigenaar van (land-)goed De Sonnenberg in Oosterbeek.
Hendrik had een zoon Johan (geboren ca. 1380) die in 1402 met Hille van Lienden was getrouwd. Ze hadden twee zonen, Frederik en Herman, en twee dochters. Dochter Lutte of Lutgart van Wijhe was getrouwd met Hendrik Loef Gijsbertszn. Dochter Catharina van Wijhe trouwde met Jan van Heteren. De oudste grafsteen in de kerk van Rijswijk (Gld.) is van dit echtpaar Van Heteren-Van Wijhe. Op de grafsteen staat dat Catharina van Wijhe in 1512 is overleden en haar man in 1524.

De grafsteen van Jan van Heteren en Catharina van Wijhe in de kerk in Rijswijk (Gld.)

In 1453 hebben 7 Van Wijhe’s samen een Geestelijk Gilde opgericht dat Onze Lieve Vrouwe tot zijn schutspatrones koos en een altaar met vicarie ter harer eere in de kerk te Ooi (bij Echteld) stichtte.
Samen met kanunnik Willem van Wijhe (een oom) waren Johan en zijn zonen Frederik en Herman mede-oprichters van dit Geestelijk Van Wijhe Gilde.
Frederik en Herman van Wijhe hebben in 1474 een belangrijk vicarie in de kerk van Rijswijk gesticht (volgens het kerkelijk archief van Rijswijk). Dit vicarie van St. Sebastianus, St. Catharina en St. Margaretha werd door Frederik en Herman van Wijhe gesticht op St. Victorsdag (10 oktober) voor de zaligheid van wijlen Hendrik Loef en zijn vrouw Lutgart van Wijhe (zus van Frederik en Herman). De goederen die aan het vicarie gegeven werden waren afkomstig uit de erfenis van Hendrik Loef. Het collatierecht vererfde uiteindelijk via Catharina van Wijhe (zus van Frederik en Herman) naar Bartholomeus van Heteren die over dit recht een conflict kreeg met de familie Van Rossum. Dit conflict leidde zelfs uiteindelijk in 1562 tot een rechtszaak voor het Hof van Gelre! Ook hebben Frederik en Herman van Wijhe in 1474 een paepelieke prebende voor de rust van Johan Hendrikszoon en zijn vrouw Hille van Lienden saliger en voor Johans vader Hendrik gesticht. Frederik van Wijhe erfde de Oosterbeekse goederen van zijn moeder.

– Alard
behoort tot de ridders die in 1418 een verdrag sluiten met de Gelderse steden. Gaat samen met zijn broer Hendrik in 1428 op bezoek bij hertog Arnold van Gelre. In 1431 ontvangt Alard van hertog Arnold tienden te Wapsen en Brummen (bij Zutphen). Mogelijk studeerde Alard (Alardus) samen met zijn broer Willem in Heidelberg.

Van Alard is verder nog bekend dat hij in 1436 het huis Appelenburg uit Ochten opdroeg aan Reinoud ll van Brederode, heer van Vianen. Alard van Wijhe trouwde (rond 1425?) met Jutta van Wely. Na de dood van Alard van Wijhe trouwde zij met Gerrit van Beynhem. Jutta van Wely erfde het Huis de Appelenburg van haar vader Johan van Wely die in 1425 overleed. Huis de Appelenburg bleef vele generaties in bezit van de familie Van Beynhem.

Appelenburg in 1728 door Cornelis Pronk
Huis Appelenburg bij Ochten in 1728 getekend door Cornelis Pronk

– Johan
trouwde rond 1390 Elisabeth van Meekeren die kasteel Hernen in de familie bracht. Elisabeth was een dochter van Herman van Meekeren. Johan van Wijhe en Elisabeth van Meekeren hadden een dochter: Aleid, die (volgens Anspach) rond 1420 met Dirk van Wijhe Hermanszoon (een achterneef) trouwde (zie 3e heer van Echteld). Johan Walravenszoon had een zoon die Herman heette. Deze Herman was de stamvader van de Van Wijhe’s van Hernen.

Kasteel Hernen

Johan was in 1418 ambtman van Neder-Betuwe en wordt daar specifiek heer van Hernen genoemd. Zijn rekeningen lopen door tot 1425. Daarna wordt zijn zoon Herman van Wijhe in 1431 en 1432 zowel heer van Hernen als erve zijns vaders Johan genoemd. Johan Walravenszoon wordt in 1413 genoemd als eerste leenman van de hof Wolfheze. Mogelijk studeerde Johan samen met zijn broer Willem in Heidelberg.

– Maria
trouwde met Gosewijn van Varick. Volgens de “Tielse Kroniek” nam Gosewijn van Varick in het jaar 1372 de stad Tiel in voor Mechteld van Gelre en de Van Heeckerens. In 1374 was Gosewijn van Varick hoofdman namens de Bisschop van Utrecht op ’t Huis te Gildenburg. Herman van Meekeren, de vader van Maria’s schoonzus Elisabeth, was via Maria’s vader Walraven van Wijhe, beleend met een deel van de heerlijkheid Varick. De heerlijkheid Varick omvatte ook kasteel Varick het stamslot van de familie Van Varick.

Kasteel Varick

Elisabeth van Varick, dochter van Maria van Wijhe en Gosewijn van Varick, was de derde vrouw van Florens van der Dussen, heer van Dussen, heer van Aartswaarde, schout van Dordrecht en slotvoogd van Loevestein. Florens van der Dussen (geboren rond 1380) was in 1396 samen met zijn vader in de oorlog tegen de Oost-Friezen. In 1425 werd Florens door Hertog Philips van Bourgogne beloond met jaarlijks 190 Fransche Kronen. Florens van der Dussen overleed in 1456 en liet zijn vrouw Elisabeth van Varick een aanzienlijk bezit na.

Kasteel Dussen

– Dirk
kreeg van hertog Arnold van Gelre in 1429 een beloning voor het verdedigen van de poorten van Wageningen. Hertog Arnold was de opvolger van hertog Reinald lV van Gelre (zie 5e heer van Echteld). In 1455 bevestigde hertog Arnold de pandverschrijving op de tienden Gelinde en Zorchdam bij Barneveld ten behoeve van Dirk’s zoon Willem.

Hertog Arnold van Gelre

Ook in het Utrechts schisma speelde Dirk zijn rol. De bisschopszetel van Zweder van Culemborg werd betwist door Rudolf van Diepholt. Als aanhanger van Van Culemborg werd Dirk in 1426 in Amersfoort gevangen genomen. In het genoemde schisma diende Dirk dezelfde belangen als zijn broer Willem.
Dirk was net als zijn broer Willem (zie hieronder) mede-oprichter van het Geestelijk Van Wijhe Gilde in de kerk te Ooi (bij Echteld). Mogelijk studeerde Dirk (Theodoricus) samen met zijn broer Willem in Heidelberg.

Dirk van Wijhe had voorzover bekend twee zonen namelijk Walraven en Willem.

Walraven Dirkszoon van Wijhe was rentmeester van de heer van Culemborg.

Dirk’s zoon, Willem van Wijhe, was een aanzienlijke militair en hij speelde als kapitein een belangrijke rol in 1457 in de belegering door David van Bourgondie van Amersfoort. Willem van Wijhe is in 1464 één van de zeven ridders die borg staan voor Johan van Rossum de ambtman van Tiel en Neder Betuwe (die waarschijnlijk getrouwd was met Margriet van Wijhe, een dochter van Otto de 5e heer van Echteld). Willem van Wijhe was solidair met hertog Arnold van Gelre. In 1472 erkende hertog Karel van Bourgondië (Karel de Stoute) enkele schuldvorderingen van Willem van Wijhe.

Volgens de Allied Ancestry of the Van Culemborg Family (1915) van de hand van E.J. Sellers had Willem van Wijhe een dochter Berta of Barta van Wijhe die met Melchior van Culemborg trouwde. Melchior van Culemborg was in 1492 richter in Culemborg. Melchior was een “natuurlijke” zoon van Gerard van Culemborg, de 12e heer van Culemborg. Deze Gerard van Culemborg was zeer betrokken bij de strijd tussen hertog Arnold van Gelre en zijn zoon Adolf. Gerard’s dochter Aleid van Culemborg was getrouwd met Frederik van Egmond heer van IJsselstein en neef van hertog Arnold van Gelre.

Hertog Arnold van Gelre werd in 1465 door zijn zoon Adolf in het stadje Buren gevangen gezet en Adolf nam ook  neef Frederik van Egmond gevangen. In 1466 viel Adolf van Gelre IJsselstein aan, waar Frederik van Egmond heer van was, en verwoestte en plunderde alles inclusief de kerk. Gerard van Culemborg , de 12e heer van Culemborg, was zeer verbonden met de hertog van Bourgondië. In 1469 trouwde zijn zoon Jasper van Culemborg in Brussel met Johanna van Bourgondië. Deze verbintenis paste in de huwelijkspolitiek van Philips de Goede om zijn invloed in Utrecht en Gelre te vergroten. Johanna was de dochter van Anton van Bourgondie, de lievelings(bastaard)zoon van Philips de Goede.
Het zal duidelijk zijn dat de familie Van Culemborg in die tijd zeer vijandig stond tegen over Adolf van Gelre en helemaal solidair was met de oude hertog Arnold van Gelre. Zoals uit verschillende archiefstukken blijkt stond de familie Van Wijhe nadrukkelijk ook aan de zijde van hertog Arnold en Bourgondië. In het conflict tussen hertog Arnold van Gelre en zijn zoon Adolf stonden de Van Wijhe’s zij aan zij met de familie Van Culemborg.

We komen Willem van Wijhe Dirkszoon ook tegen in het archief van de Heren en graven van Culemborg (Gelders Archief). In 1466 rekent jonker Jasper (Gerardszoon) van Culemborg af met Willem van Wijhe, commandant op het Huis Ter Leede, wegens uitgaven voor de bezetting en inkomsten van dingtaal en schatting in de Betuwe.

Deze afbeelding heeft een leeg alt-attribuut; de bestandsnaam is image-3.png
Het huis Ter Leede bij Kesteren

Willem van Wijhe Dirkszoon verklaart in 1477 volgens een document in het Gelders Archief huis Ampsen dat zijn overleden vader (Dirk van Wijhe) via huwelijkse voorwaarden aan zijn zuster Jorden die getrouwd was met Johan van Dolre inkomsten uit tienden te Barneveld nalaat. Johan van Dolre was al eerder overleden.

Het echtpaar Jorden van Wijhe en Johan van Dolre had een zoon Gerrit en een dochter Jutte. Zoon Gerrit van Dolre trouwde met Joriaen van Wese. Dochter Jutte van Dolre trouwde met Coenraad Schimmelpenninck (1475-1498) schepen te Zutphen.

In het Gelders Archief huis Ampsen vonden we ook een aantal documenten waaruit bleek dat Willem Dirkszoon van Wijhe een boeiend nageslacht had.

Volgens deze documenten had Willem Dirkszoon 2 zonen namelijk Herman en Dirk.

Herman Willemszoon van Wijhe had een dochter Katrina die met Willem van Hoemen was getrouwd.

Dirk Willemszoon van Wijhe was getrouwd met Luitgert die na de dood van Dirk van Wijhe met Sijbert van Hoeckelum trouwde.

Het echtpaar Dirk en Luitgert van Wijhe hadden 4 kinderen namelijk Herman, Geertruid, Alijt en Antonia. Herman trouwde met Helena van Riemsdijck, Geertruid was getrouwd met Joachim van Hoemen, Alijt met Everwijn Roeshoern en Antonia met Lodewijk van Brakell.

Herman van Wijhe en Helena van Riemsdijck hadden een zoon Johan van Wijhe die getrouwd was met Anna de Cock van Opijnen (vader: Johan de Cock van Opijnen tot Tiel). Johan van Wijhe Hermanszoon erft in 1554 na het overlijden van zijn vader de hofstad te Avezaat maar Joachim van Hoemen wordt tot 1564 met deze hofstad beleend omdat Johan van Wijhe in 1554 nog minderjarig was. Johan van Wijhe overlijdt in 1574 kinderloos. Het overlijden van Johan wordt door Otto van Wijhe (de 9e heer van Echteld) gemeld in zijn dagboek uit 1574. Herman van Wijhe treedt in 1545 op namens zijn zuster Antonia in verband met bezittingen gerelateerd aan het huis Abcoude.

Herman van Wijhe had een zus, Geertruid van Wijhe, die met Joachim van Hoemen drost van Ter Leede trouwde. Hun dochter Anna van Hoemen trouwde (ca. 1567) met Carel van Middachten. Anna van Hoemen stierf in het kraambed. Carel was een zoon van Anthonis van Middachten en Anna van Arnhem. In 1508 was Herman van Wijhe “de jonge” van de Arnhemse van Wijhe’s als vriend van de bruidegom aanwezig bij het vaststellen van de huwelijkse voorwaarden voor het huwelijk van de ouders van Carel van Middachten. In 1484 was Herman van Wijhe (“de oude” of “de jonge”) van de Arnhemse van Wijhe’s getuige bij het huwelijk van de ouders van Anna van Arnhem.

De vader van Joachim van Hoemen heette Wilhelm van Hoemen. In de kerk van Opheusden ligt de grafsteen van Wilhelm van Hoemen en zijn vrouw Gertrude Freys van Dolre. Dit echtpaar was de opdrachtgever voor het schip en het transept van de Johannes de Doper kerk van Opheusden. Hun kinderen Joachim en Jan legden in 1524 de eerste steen zoals nog te zien is in een latei boven de ingang van de kerk. Wilhelm van Hoemen werd in 1520 (met tegenzin volgens het Gelders Archief) aangesteld als keukenmeester van Hertog Karel van Gelre. Van Willem van Hoemen zijn keukenboeken bewaard gebleven in het Gelders Archief.

Antonia was ook een zus van Herman van Wijhe. Zij trouwde met Lodewijk van Brakell. Zij bezaten huis Den Brakel te Rijswijk (Gelderland). Hun zoon Dirk (geb.1536 in Tiel) trouwt in 1567 Anna Vijgh de dochter van Anna van Gelre (bastaard kind van hertog Karel van Gelre en Maria van Zuydersteyn). Het leven van deze Anna van Gelre is beschreven in het boek “Anna van Gelre” van G.C. Hoogewerff. De stamboom van de familie Vijgh is te zien in het museum van Tiel. Willem van Poelwijk treedt in 1570 op namens Antonia.

– Elisabeth
abdis van het klooster Ter Hunnepe bij Deventer. In 1406 wordt zij, samen met enkele andere geestelijken, als procurator aangesteld van Ter Hunnepe en in 1414 is ze kennelijk abdis want dan krijgt ze als abdis toestemming van de Utrechtse bisschop Frederik van Blankenheim om de woning voor het klooster af te breken. Elisabeth was moniale dat wil zeggen dat zij de gelofte van armoede, zuiverheid en gehoorzaamheid had afgelegd en binnen het klooster leefde.

In 1266 werd het Cisterciënser vrouwenklooster O.L.V. ter Horst in Ter Hunnepe bij Deventer gesticht. Het klooster werd ook wel Mariënhorst genoemd. Ter Hunnepe was een vrouwenklooster gesticht aan de zuidoostrand van de stad Deventer. Het stond onder gezag van klooster ‘Altencamp’ bij Keulen. De bewoonsters waren dochters van de Overijsselse en Gelderse adel. In 1280 waren er ca. dertig nonnen die de kloostergeloften hadden afgelegd in het klooster aanwezig. Het klooster bezat ooit ca. vijftig boerderijen, twee watermolens en een windmolen. De kloosterdiscipline liet regelmatig te wensen over. Uit bewaard gebleven documenten blijkt dat het moederklooster soms rigoureus ingreep om het kloosterleven weer in overeenstemming met de kloosterregels te brengen. In 1578 werd het klooster door de soldaten van Rennenberg bij het beleg van Deventer in brand gestoken.

Het poortgebouw van het vervallen klooster Ter Hunnepe in 1913 geschilderd door H.G. Bokhorst. Korte tijd later is ook dit laatste restant van het klooster gesloopt.

– Willem
studeerde in 1387 aan de pas opgerichte Universiteit van Heidelberg. Willem van Wijhe was een begaafde student die voor oprichter en eerste rector Marsilius van Inghen belangrijk schrijfwerk deed.

De Universiteit van Heidelberg is de oudste universiteit van Duitsland. Ze werd opgericht in 1386 onder leiding van Marsilius van Inghen (afkomstig uit de omgeving van Nijmegen). Marsilius van Inghen was eerder rector van de Universiteit van Parijs. Hij doceerde veel over Aristoteles. Willem van Wijhe heeft in opdracht van Marsilius van Inghen vooral werken van Aristoteles op schrift gezet.
In Heidelberg studeerden nog enkele andere Van Wijhe’s. Genoemd worden Johannes, Theodoricus en Alardus van Wijhe (mogelijk broers van Willem van Wijhe).

Ook speelde Willem van Wijhe een belangrijke rol bij de opbouw van de Universiteit van Keulen. De Universiteit van Keulen werd opgericht in 1388. Zij is ook een van de oudste universiteiten van Europa. De bouw van de Dom in Keulen was in 1388 al zo ver gevorderd dat er op 7 januari een mis kon worden gehouden ter gelegenheid van de opening van de eerste Keulse universiteit.

De Dom in Keulen

Willem van Wijhe was in 1390 de pedel / secretaris (hij was toen nog maar ca. 20 jaar) en in 1392 de eerste notaris van de Keulse universiteit. De Keulse autoriteiten wilden de nieuwe universiteit zoveel mogelijk net zo inrichten als de Sorbonne in Parijs. Willem van Wijhe had in Heidelberg al kennis gemaakt met de opzet van de Parijse universiteit door zijn leermeester Marsilius van Inghen.

Willem van Wijhe werd in Keulen door de  autoriteiten naar Parijs gestuurd om een  voorbeeld van de universiteitsstatuten van de Sorbonne op te halen. De Keulse universiteit kreeg op basis van deze Parijse universiteitsstatuten zijn eerste statuten opgesteld door notaris Willem van Wijhe van de Wijenburg.

In 1398 maakte Willem van Wijhe in Keulen een oorkonde met een overzicht van de statuten van de theologische faculteit. Deze oorkonde met het prachtige handschrift van Willem van Wijhe wordt nog steeds zorgvuldig bewaard in het Staatsarchief in Düsseldorf. 

Van 1400 tot 1423 was Willem van Wijhe in Utrecht secretaris van bisschop Frederik van Blankenheim.

Rond 1400 was er in Noordoost-Nederland een wildgroei aan kastelen en vestingwerken. Archeologe Dr. Diana Spiekhout promoveerde in 2020 aan de Rijksuniversiteit Groningen op haar onderzoek naar resten van Middeleeuwse kastelen en vestingwerken in Noordoost Nederland. Ze ontdekte 134 locaties met nog resten van Middeleeuwse bouwwerken. De Utrechtse bisschop had van oudsher het gebied in bezit, maar de adel kreeg met de vele kastelen en vestingwerken steeds meer macht. De Utrechtse bisschop was niet alleen kerkvorst maar hij had ook de wereldlijke rechten en hij had een eigen leger. Aan het eind van de 14e eeuw waren zwakke bisschoppen niet in staat om de orde in Noordoost-Nederland te handhaven en hadden de lokale edelen vrij spel.

De handelssteden Deventer, Kampen en Zwolle hadden rond 1400 dringend behoefte aan minder chaos en meer stabiliteit. Bisschop Frederik van Blankenheim van Utrecht ging met steun van deze steden het bisschoppelijk gezag herstellen en hij zorgde voor de gewenste orde in Noordoost-Nederland.

Bisschop Frederik van Blankenheim leverde een enorme prestatie”, stelt archeologe Dr. Diana Spiekhout in een artikel in TROUW naar aanleiding van haar promotie. “Frederik bestuurde een groot deel van Nederland en zijn invloed was groot. Wat dat betreft verdient hij een prominentere plaats in de geschiedenis”.

Het zegel van bisschop Frederik van Blankenheim
Het “merk” van Willem van Wijhe als secretaris/notaris van de bisschop (Utrechts Archief)

Willem van Wijhe vergezelde bisschop Frederik van Blankenheim op zijn reizen naar Noordoost-Nederland (het Oversticht). Het weer terugkrijgen van het gezag over Coevorden was een speerpunt voor bisschop Frederik van Blankenheim. Het lukte hem om Christiaan IV heer van Coevorden in 1402 de macht over Coevorden te laten overdragen aan de Utrechtse bisschop. De hiervoor benodigde aktes werden opgesteld door Willem van Wijhe als notaris van bisschop Frederik van Blankenheim.

Om Noordoost-Nederland aan zich te binden beriep bisschop Frederik van Blankenheim zich graag op oude schenkingsbrieven met betrekking tot gebieden in het noorden van Nederland. Deze brieven bevonden zich in het bisschoppelijk archief in Utrecht. Willem van Wijhe wist hier de weg en was voortdurend op zoek naar deze oude documenten. Zo was daar de schenkingsbrief betreffende Drenthe van keizer Hendrik lll uit 1040. Als secretaris/notaris van de Utrechtse bisschop maakte Willem van Wijhe op basis van oude schenkingsbrieven nieuwe notariële documenten die vaak op 24 april 1419 werden gedateerd.

Het vinden van oude oorkondes was ook van groot belang voor  bisschop Frederik van Blankenheim en Willem van Wijhe. Op een van de reizen heeft Willem van Wijhe in de kerk van Oldeberkoop een oorkonde van een voorganger van bisschop Frederik van Blankenheim gevonden uit 1247. Het gaat om een oorkonde van bisschop Otto III van Holland opgesteld in Deventer. In deze oorkonde uit 1247 is ook een nog oudere bisschoppelijke oorkonde opgenomen uit 1165 van bisschop Godfried van Rhenen met toestemming voor het bouwen van een kerk! Willem heeft de oorkonde vervolgens overgebracht naar het bisschoppelijk paleis in Vollenhove. Mogelijk speelde deze vondst ook een rol in het weer terugkrijgen van het bisschoppelijk gezag over Noordoost-Nederland.
In het archief van Kampen is het verslag van deze vondst geschreven door Willem van Wijhe bewaard gebleven.

Willem van Wijhe bracht de door hem in Oldeberkoop gevonden oude oorkonde uit 1247 naar het bisschoppelijk paleis in Vollenhove

Willem van Wijhe had een zoon die Johan heette. Bisschop Frederik geeft opdracht de kerk in Winssen, in handen van secretaris Willem van Wijhe, later te begeven aan diens zoon Johan.

Tijdens de jarenlange opvolgingsstrijd na het overlijden van Frederik van Blankenheim was Willem van Wijhe van 1423 tot ca. 1433 ook weer secretaris van een Utrechtse bisschop. Willem van Wijhe was in zijn Utrechtse periode kanunnik van Sint Pieter in Utrecht en ook van de St. Lebuïnus in Deventer.

In dezelfde tijd was Willem’s neef Otto van Wijhe in Echteld de 5e heer. Opvallend is verder dat Willem’s zus Elisabeth in die tijd abdis van het klooster ter Hunnepe bij Deventer was. Er waren dus in de periode 1400 – 1433 nauwe banden tussen de Echteldse Van Wijhe’s en het bestuur van de katholieke kerk in Utrecht en Deventer.

Gerelateerde afbeelding
De Lebuïnuskerk in Deventer waar Willem van Wijhe rond 1425 kannunik was

Willem overleed in 1458 (hij moet dan al ca. 90 jaar zijn geweest) als pastoor in Tiel. Het boek “De Tielse kroniek” bevat een oud handschrift dat gaat over de geschiedenis van Nederland vanaf ca. 600 tot ca. 1450. In twee passages in de Tielse Kroniek wordt kanunnik Willem van Wijhe genoemd.

De auteur van de Tielse Kroniek is onbekend. Verschillende onderzoekers hebben geprobeerd de oplossing te vinden. Het moet iemand zijn die dicht bij Willem van Wijhe stond. In 1453 hebben 7 Van Wijhe’s samen een Geestelijk Gilde opgericht dat Onze Lieve Vrouwe tot zijn schutspatrones koos en een altaar met vicarie ter harer eere in de kerk te Ooi stichtte. Willem van Wijhe was een van de oprichters van dit Geestelijk Van Wijhe Gilde.

xxxx

Even een stukje Gelderse geschiedenis rond 1330

Reinald II werd in 1319 eerst aangesteld als regent. Dit gebeurde omdat zijn vader nog leefde maar krankzinnig was geworden. Met ingang van 1326 was hij officieel graaf Reinald II. Hij regeerde tot zijn dood in 1343.

Onder Reinald II nam Gelre in macht en aanzien sterk toe. Hij verbeterde de rechtspraak en bevorderde de aanleg en het onderhoud van dijken. Reinald II veroverde Tiel (vlakbij Echteld) en voegde het bij Gelre.
Hij stond Engeland bij in de strijd tegen Frankrijk. Als beloning zorgde Eduard, de koning van Engeland, ervoor dat Reinald door keizer Lodewijk van Beieren tot hertog benoemd werd en dat Gelre in 1339 een hertogdom werd. Er brak een periode aan waarin de steden bloeiden door handel en nijverheid. Reinald II liet bij zijn overlijden in 1343 twee zoons na. De oudste heette Reinald en was bij de dood van zijn vader nog maar elf jaar. Zijn broertje Eduard was toen zeven jaar.  


xxxx

Johan van Wijhe de jonge was de 3e heer van Echteld van 1350 tot 1371.

Zegel van Johan van Wijhe de jonge uit 1359 (Gelders Archief).

Johan van Wijhe de jonge (zoon van Johan de oude), de 3e heer van Echteld, trouwde Hille van Rindern. Hij overleed in 1371. Hille van Rindern was een dochter van Jordaen van Rindern. In 1349 wordt Johan van Wijhe (als schoonzoon van Jordaen) heer van Rindern genoemd.

Johan en zijn vrouw Hille waren er in 1371 verantwoordelijk voor dat de kerk in Echteld voor het eerst in de rekeningen van de Utrechtse Dom wordt genoemd. Johan en Hille stichtten een vicarie ter ere van het heilig sacrament op het “Sint Cathryn-altaer”. Voor het altaar van Sint Catharina werd een priester aangesteld, die daar missen opdroeg en bad voor bepaalde personen. In dit geval zorgden Johan en Hille van Wijhe voor een vermogen (uit opbrengsten meestal van landerijen) waaruit de priester kon worden betaald. Tegelijkertijd met de begiftiging van zo’n vicarie moest ook een gedeelte worden betaald voor het onderhoud van de Domkerk in Utrecht.

Johan van Wijhe de jonge was als ridder aanwezig bij de landvrede van 1359. Net als zijn vader was Johan nauw betrokken bij de felle strijd om de hertogtitel tussen Reinald en Eduard van Gelre (de twee zonen van hertog Reinald II). Grote delen van Gelre hadden zwaar te lijden onder oorlogshandelingen en verwoestingen. Er moest wat gebeuren om daar een eind aan te maken. Johan van Wijhe de jonge was aanwezig bij de onderhandelingen tussen de verschillende Gelderse partijen en de graaf van Kleef, die uiteindelijk leidden tot de landvrede van 1359.

Ook zegelde Johan van Wijhe de jonge in 1368 de huwelijksvoorwaarden tussen hertog Eduard van Gelre en Catharina van Beieren de toen 10-jarige (!) dochter van de Hollandse graaf Albrecht van Beieren. Catharina van Beieren werd om politieke redenen voor dit huwelijk “ingezet”. Een neef van Johan van Wijhe, ook Johan geheten (Johan Willemszoon, zie 1e heer van Echteld), zegelde ook deze huwelijksvoorwaarden.

Johan van Wijhe de jonge en Hille van Rindern hadden vijf kinderen: Otto, Sophia, Claes, Jorde en Herman.

Otto
wordt later de 4e heer van Echteld.

Sophia,
trouwde in 1378 Gerrit van Rossum die raadgever van hertog Reinald III was. Uit dit huwelijk stamt (via Gosewijn, Jan en nogmaals Jan) de bekende Maarten van Rossum die in 1478 werd geboren. Onder leiding van deze Maarten van Rossum plunderden de Geldersen in 1528 Den Haag.

Claes,
trouwde Aleid van Haaften (vlgs Anspach) maar in een akte uit 1423 wordt Margriet als weduwe van Claes genoemd; Claes heeft twee zonen: Johan en Steven. In 1422 regelde Jan van Wijhe, richter in de Betuwe, de verkoop van een stuk grond aan Steven van Wijhe Claeszoon. In 1421 treedt Jan van Wijhe Claeszoon op als getuige bij een transactie van Dirk van Wijhe in Nederhemert.

Jorde,
zijn zoon Johan (geboren rond 1370) trouwde Sophia van Varick; zij hadden drie kinderen: Jacob, Christina en Fredericus.

Herman,
wordt in 1392 genoemd als een der vrinden en borgen van hertog Willem van Gelre. Herman Johanszoon van Wijhe was in 1391 ambtman in de Neder-Betuwe.

Zegel van Herman van Wijhe, zoon van Johan van Wijhe de jonge,
uit 1391(Gelders Archief).

Herman van Wijhe, zoon van Johan van Wijhe de jonge, had vier kinderen:

Dirk
trouwde 1420 (volgens Anspach) zijn (achter) nicht Aleid van Wijhe. Hij was rond 1400 volgens het archief van Nederhemert met Aleyt van Hemert getrouwd en had met haar een zoon Johan. Bij het bekrachtigen van de huwelijkse voorwaarden bij het huwelijk van Dirk van Wijhe en Aleijt van Hemert traden als borgen voor Dirk van Wijhe op: Jorden van Wije, Jan van Rossem en Otto van Haeften (alle drie ridder) en de knapen Otto van Wije, Claes van ? en Claes van Echtelt. Deze Aleyt van Hemert was een dochter van Jan van Hemert heer van Nederhemert en Lijsbeth (of Agnes) van Herlaer. Dirk van Wijhe deed (na het overlijden van zijn schoonvader Jan van Hemert) in 1415 afstand van alle erfenis verkregen via zijn vrouw Aleyt van Hemert ten gunste van Ghijsbert van Hemert heer van Nederhemert (broer van Aleyt van Hemert en opvolger van zijn vader).

Dirk van Wijhe wordt door Anspach genoemd als de stamvader van de Van Wijhe’s van Hernen maar dit is niet zeker. Het is ook mogelijk dat Herman, de broer van Aleid van Wijhe, de stamvader is. Voor een uitgebreide beschrijving van de Van Wijhe’s van Hernen kijk op deze website op “De Van Wijhe’s van Hernen”.

Johan
wordt genoemd in een magescheid in 1420 tussen Otto van Wijhe (5e heer van Echteld) en Johanna van Groesbeek, de weduwe van Jorde van Wijhe Ottozoon. 

Herman
stierf kinderloos in 1465.

Willem,
stamvader van de Arnhemse tak van de Van Wijhe’s. Zij voerden als wapen een halve uitkomende leeuw. Deze tak werd in 1485 door de hertog van Kleef beleend met Ressenerbroek (bij Valburg) en werden sindsdien Van Wijhe van Ressenerbroek genoemd. Voor een uitgebreide beschrijving van de Arnhemse van Wijhe’s kijk op deze website op “De Arnhemse van Wijhe’s (van Ressenerbroek)”.

De oostgevel van de Wijenburg

 xxxx

Even een stukje Gelderse geschiedenis rond 1360

In 1343 werd Reinald II opgevolgd door zijn elfjarige zoon Reinald (hertog Reinald III).
Reinald III kon door zijn leeftijd uiteraard nog niet zelf regeren. Het bestuur werd verzorgd door zijn voogden. Dit liep voor Gelre niet goed af want er ontstond grote verdeeldheid tussen de edelen en de steden.Tenslotte brak er in 1350 een burgeroorlog uit tussen de aanhangers van Reinald III en de aanhangers van zijn broer Eduard. Het “kamp Reinald“ werd aangevoerd door ridder Frederik van Heeckeren en het “kamp Eduard” door ridder Gijsbrecht van Bronckhorst.

Uiteindelijk verloor hertog Reinald III alles en werd hij gevangen gezet op kasteel Nijenbeek bij Voorst. Hij werd vanwege zijn zwaarlijvigheid “De Vette Hertog” genoemd en werd op Nijenbeek nog dikker. Toen ze hem weer vrij wilden laten, bleek dat hij niet meer door de deur kon. Om hem naar buiten te krijgen moest het kozijn van zijn kamerdeur worden weggebroken. Gedurende zijn gevangenschap van 1361 tot 1371 regeerde zijn broer Eduard als hertog van Gelre. Hertog Eduard stierf in 1371 door een vergiftigde pijl.

Na het overlijden van Reinald II kende Gelre dus een rommelige periode met vele jaren van onderling oorlogvoeren over opvolgingskwesties. Aanvankelijk leek de strijd beslecht met het aantreden van hertog Eduard in 1361, maar na zijn dood in 1371 begon de ellende opnieuw. Uiteindelijk is er pas in 1377 weer een krachtige hertog van Gelre in de persoon van Willem van Gulik. De moeder van deze Willem heette Maria en was een zus van hertog Eduard
.

xxxx

Otto van Wijhe was de 4e heer van Echteld van 1371 tot 1399.

Otto trouwt Ida van Rindern. Hij overlijdt in 1399. Ze hadden vier kinderen: Jorde, Otto, Henrika, en Agnes.

Jorde
hij werd raadsheer van hertog Willem van Gulik en Gelre en hij trouwde Johanna van Groesbeek. Jorde had drie kinderen: Johan, Margriet en Zeger. Margriet was non in het vrouwenklooster ter Hunnepe bij Deventer, zij overlijdt in 1423. Opvallend is dat in dezelfde tijd Elisabeth Walravensdochter van Wijhe abdis van Ter Hunnepe was. Jorde van Wijhe en zijn vrouw Johanna van Groesbeek hadden kennelijk goede contacten met de hertog van Gelre. In 1395 kwam de vrouw van de hertog, Catharina van Beieren de vrouwe van Rosendael, naar Echteld om Zeger, zoon van Jorde en Johanna, naar het doopvont te brengen. Als meter van “Jordens kijnt” bracht ze een prachtig zilveren kruis mee dat voor die tijd een vorstelijke waarde had.

Jorde van Wijhe was de enige Van Wijhe die voorkwam in de Codex die rond 1400 gemaakt is van de leenmannen/edelen rond de hertog. Hij staat in dit boek dat in het archief in Brussel wordt bewaard met zijn wapen: een halve uitkomende leeuw. Opvallend is dus dat in die tijd ook Echteld als wapen een halve leeuw voerde!

In de Codex komt ook Seger van Groesbeek voor. Hij was de vader van Jorde’s vrouw. De Van Groesbeken waren nauw verweven met de hertogen. Ook is interessant dat Sophia van Groesbeek, een zuster van Johanna (de vrouw van Jorde), getrouwd was met Sweder van Rechteren. Sweder van Rechteren bestuurde namens de Utrechtse bisschop Frederik van Blankenheim de omgeving rond Coevorden en grote delen van Friesland en Drente. Sweder van Rechteren moet als bestuurder namens de bisschop ook samen zijn opgetrokken met Willem Walravenszoon van Wijhe die de rechterhand van de bisschop was.

Huis Groesbeek is na 1400 alleen maar uitgebreid. Later wordt het een graafschap. Bij de slag om Heiligerlee vervullen de Van Groesbeken een hoofdrol. Ook wordt een telg later bisschop van Luik.

Via het huwelijk met Johanna van Groesbeek kwamen de Van Wijhe’s van Echteld in het netwerk van de hertog van Gelre.

Jorde van Wijhe overlijdt vermoedelijk voor 1414.

Otto
Echteld is door zijn oudere broer Jorde aan hem verkocht en hij werd daardoor de 5e heer van Echteld. Het lijkt erop dat Jorde het dienen van de hertog stelde boven het bezit van kasteel Echteld.

Henrika
trouwt Zeger van der Clocke.

Agnes
overlijdt ongehuwd in 1420.

xxxx

Even een stukje Gelderse geschiedenis rond 1390

Walraven van Wijhe (een oom van Otto) en  Jorde, Herman en Claes (allemaal broers van Otto de 4e heer van Echteld) richtten samen met veel andere edelen in 1377 de landvrede op met Jan van Blois en Mechteld van Gelre. Walraven, Jorde en Herman bezegelden in 1379 het verdrag tussen Jan van Blois, Mechteld van Gelre, Willem en Maria hertog en hertogin van Gulik en hun zoon Willem hertog van Gelre. Mechteld en Maria waren zussen en dochters van hertog Reinald II. Jan van Blois was de derde echtgenoot van Mechteld. Maria was getrouwd met Willem van Gulik.
Het bovenstaande plaatst het bezoek van Catharina van Beieren aan Echteld in een byzonder daglicht. Zij was op 10-jarige leeftijd als dochter van graaf Albrecht van Beieren van Holland uitgehuwelijkt aan hertog Eduard van Gelre. Deze Eduard stierf in 1371 op het slagveld en liet Catharina op 12-jarige leeftijd als weduwe achter. Voor het eerst had Gelre geen opvolger in de mannelijke lijn. Zijn halfzussen Mechteld en Maria betwistten elkaar de opvolging. Mechteld probeerde haar positie te versterken door te trouwen met Jan van Chatillon (Blois). Maria, getrouwd met Willem van Gulik, zette haar zoon Willem in door hem te laten trouwen met  Catharina van Beieren (de weduwe van Eduard van Gelre). De verloving was reeds in 1372; het huwelijk werd voltrokken in 1379. Mede door deze koppeling werd de jonge Willem inderdaad beleend met Gelre. Mechteld en Jan van Blois gaven hun strijd op, wat werd bezegeld in de verdragen van 1377 en 1379 waarbij verschillende Van Wijhe’s waren betrokken. Het bezoek van hertogin Catharina in 1395 illustreert een vriendschappelijke band tussen de Van Wijhe’s van Echteld en hertog Willem van Gulik.

Tijdens het bewind van Otto de 4e heer van Echteld regeerde in Gelre  deze Willem van Gulik. De hertog deed niet veel anders dan oorlogvoeren. Hij was een ridder van het oude stempel en vond zijn hoogste genot in de strijd. Hij mengde zich in vrijwel alle Europese ruzies in die tijd. Door alle “krijgsavonturen” werden wel de onderlinge tegenstellingen vergeten waardoor er meer rust in het hertogdom kwam. Hiervan profiteerden vooral de steden die steeds meer macht en aanzien verwierven. Hertog Willem stierf in 1402 en hij werd opgevolgd door zijn broer hertog Reinald IV.

xxxx

Otto van Wijhe was de 5e heer van Echteld van 1399 tot 1438.

Otto van Wijhe trouwt Ida van Brienen. Hij overlijdt in 1438. Ze hadden zes kinderen: Jorde, Margriet, Johan, Arnolda, Herman en N.N.

Jorde
wordt later de 6e heer van Echteld.

Margriet
is in 1439 de vrouw van Johan van Rossum (ambtman van Tiel en Neder-Betuwe?) en zij verkoopt haar erfdeel in dat jaar aan haar broer Jorde.

Johan
had in 1437 een geschil met zijn vader en verkoopt in 1439 zijn erfdeel aan zijn oudste broer Jorde.

Arnolda
trouwt Otto van Echteld (zij overlijdt in 1470).

Herman
edelman van David van Bourgondië bisschop van Utrecht (1470).

xxxx

Even een stukje Gelderse geschiedenis rond 1420

Tijdens het bewind van Otto van Wijhe de 5e heer van Echteld werd in 1418 een belangrijk verbond gesloten tussen edelen, ridderschap en steden. De hertogen werden gedwongen om steeds meer bij belangrijke zaken rekening te houden met de mening van dit verbond. Dit verbond was in feite het begin van een nieuwe staatsvorm.

In 1421 was er veel wateroverlast door de St. Elisabethsvloed. Het water kwam met veel geweld het land binnen en deed de Biesbosch ontstaan.

Een belangrijke gebeurtenis in deze periode is ook het uitvinden van de boekdrukkunst door Laurens Koster in 1423 te Gutenberg.

Ook in 1423 stierf hertog Reinald IV. Hij had geen kinderen en werd opgevolgd door zijn achterneef Arnold van Egmond die regeerde als hertog Arnold van Gelre.

In 1433 moest Jacoba van Beieren haar landen afstaan aan Filips van Bourgondië. Hierdoor kwam een einde aan het bewind van het Beierse Huis in Nederland. Van 1433 tot 1482 had Nederland te maken met de hertogen van Bourgondië.

xxxx

Jorde van Wijhe was de 6e heer van Echteld van 1438 tot 1468.

Jorde van Wijhe trouwt Johanna van Isendoorn, dochter van Willem van Isendoorn en Adriana Johanna van Brakell. Hij overlijdt in 1468. Ze hadden zes kinderen: Otto, Willem, Ida, Hermana, Agnes en Johanna.

Otto
wordt later de 7e heer van Echteld.

Willem
Willem van Wijhe treedt op als getuige bij de gevangenzetting van zijn broer Otto in 1492.

Zegel van Willem van Wijhe uit ca. 1488 (Utrechts Archief).

Willem van Wijhe had een “natuurlijke” zoon Jorden. De moeder van Jorden (Mathai of Meth) werkte op de Wijenburg en werd daar “bemind” door Willem van Wijhe. Zij was door haar vader aan Echteld “verhuurd” en kreeg meerdere kinderen van Willem van Wijhe. Jorden van Wijhe Willemszoon was priester in IJzendoorn volgens een verklaring van priester Derrick van de Gruijt in 1550. Priester van de Gruijt werd gehoord in verband met een conflict tussen Echteld en IJzendoorn over het recht om een molen te hebben. Vanouds (sinds 1350) had IJzendoorn van de hertog het recht gekregen op een windmolen en tegelijkertijd was toen bepaald dat Echteld geen molen mocht hebben en zijn koren in IJzendoorn moest laten malen. De windmolen in IJzendoorn werd rond 1490 in brand gestoken. Daarna ging Otto van Wijhe heer van Echteld een eigen rosmolen (paardenmolen) in Echteld in gebruik nemen en dat leidde tot een conflict met IJzendoorn. Uiteindelijk kwam de zaak in 1550 terecht bij het Hof van Arnhem.

Ida
trouwt Arnt van Essen tot Hulhuisen (bij Gendt) in 1468. Bij dit huwelijk waren de getuigen: Johan van Essen, Hendrik van Puflik en Johan van Hees namens de man en Otto van Wijhe, Gijsbert van Isendoorn en Johan van Brakell namens de vrouw.

Hermana
was non in de St. Walburgiskerk in Arnhem, zij overlijdt in 1514. Het kapittel van St. Walburgis werd in 1315 verplaatst van Tiel (waar het kapittel problemen had met de bevolking) naar Arnhem en ze bouwden daarna in Arnhem de St. Walburgiskerk.

Agnes
was non in Neuss (Stift St. Quirinus). Neuss ligt aan de Rijn ten noorden van Keulen. Om toegelaten te worden tot het klooster moest Agnes haar acht kwartieren van “goede, oprechte” adellijke afkomst overleggen.

De Quirinus Kloosterkerk in Neuss

Rond de persoon Quirinus ontbreken historische bronnen en werden vele legenden opgetekend. Volgens de overlevering was Quirinus een romeins tribuun die zich zou hebben bekeerd tot het christendom. Tijdens christenvervolgingen werd Quirinus onthoofd. Volgens een Keuls document werden de stoffelijke resten van Quirinus in 1050 door paus Leo IX aan zijn zuster Gepa geschonken. Gepa was toen abdis van het stift in Neuss.

De St. Quirinus abdij in Neuss werd waarschijnlijk gesticht in de 10e eeuw. De eerste kloosterkerk is er in het jaar 1000.

De botten van Quirinus worden nog steeds in een kostbare schrijn in Neuss bewaard.

De schrijn in Neuss waarin de botten van Quirinus worden bewaard

Het domklooster werd gebouwd in de periode 1209 tot 1250. De kerk was hoog in rang met veel landbezit. Dit bracht veel inkomsten op waarmee veel werd gedaan voor blinden, doven en gehandicapten. De nonnen waren in meerderheid van adellijke afkomst.

In 1474-1475 werd Neuss langdurig belegerd door Karel de Stoute, hertog van Bourgondië. De verhongerde bewoners riepen de hulp in van de heilige Quirinus en de Bourgondiërs werden met hulp van St. Quirinus door een ontzettingsleger verslagen. Sinds dit “wonder” is Neuss een belangrijk bedevaartsoord. Meerdere putten en bronnen werden (ook in de Nederlanden) naar Quirinus vernoemd en hij werd aangeroepen voor de genezing van builenpest, pokken en jicht, been- en voetproblemen, verlamming, steenpuisten, huiduitslag, oorpijn en botschade. Ook werd hij beschouwd als een patroonheilige van paarden en runderen. Naast het bezoeken van de schrijn dronken de pelgrims het wonderdoende water uit de schedelschaal van de heilige Quirinus.

600 Jaar lang bepaalden de nonnen van het stift in Neuss de gang van zaken, totdat Napoleon het klooster sloot.

Johanna was non in het klooster van de Grote Sint-Martinuskerk in het centrum van Keulen. Johanna moest haar acht kwartieren van “goede, oprechte”adellijke afkomst overleggen om toegelaten te worden tot dit klooster.

Het schip
De Grote Sint-Martinuskerk in Keulen

xxxx

Even een stukje Gelderse geschiedenis rond 1450


Hertog Arnold die in 1423 aan het bewind was gekomen, was een zwakke hertog en onder zijn bestuur ging het graafschap Gelre achteruit. Hij zat steeds klem tussen de ridderschap die verzwakte en de steden die steeds meer macht veroverden. Bovendien had Arnold voortdurend ruzie met zijn enige zoon Adolf.

Uiteindelijk werd hertog Arnold in 1465 door zijn eigen zoon via een list gevangen genomen en in het stadje Buren opgesloten. Vervolgens werd Adolf tot hertog uitgeroepen maar hij kreeg ruzie met Karel de Stoute van Bourgondië die hem in 1471 gevangen zette. De oude hertog Arnold werd daarna tot zijn dood in 1473 weer aangesteld als hertog.

xxxx

Otto van Wijhe was de 7e heer van Echteld  van 1468 tot 1520.

Otto van Wijhe trouwt in 1490 (hij was toen ca. 45 jaar) met Geertruid Tengnagell. Zij was een dochter van Wolter Tengnagell en Raba van Lennep. De grootouders van Geertruid waren Sander Tengnagell en Elsabe van Echteld.
Otto van Wijhe overlijdt in 1520.

Otto van Wijhe de 7e heer van Echteld kreeg een forse ruzie met Berend van Wees (een collega ridder) over het onderhoud van de dijken. Door dit conflict joeg Otto uiteindelijk ook hertog Karel van Gelre tegen zich in het harnas. Otto van Wijhe werd op last van de hertog gevangen genomen en te Wageningen gefolterd in een kerker onder het oog van ridder Albert van Lawick. Tegelijkertijd werd kasteel de Wijenburg in brand gestoken. Otto moest zich vervolgens voor 500 goudguldens vrijkopen (dit alles gebeurde in 1492). 

Hij maakte het voor zichzelf nog erger door in 1493 de Wijenburg open te stellen voor de vijand (de hertog van Bourgondië). Hierna werd hij in 1495 door hertog Karel van Gelre gedwongen de Wijenburg tot leen en open huis van de hertog te maken (daarvoor was het een z.g. allodiaal, zelfstandig goed). Vanaf dat moment was Echteld zijn onafhankelijkheid kwijt. Jacob van Riemsdijck en Albert van Lawick werden in 1495 aangesteld als hertoglijke leenmannen over de eerste belening van het huis te Echteld.

Zegel van Otto van Wijhe uit
1495 (Gelders Archief).

Otto en Geertruid hadden 3 kinderen: Jasper, Cornelia en Raphael.

Jasper
wordt later de 8e heer van Echteld.

Cornelia
trouwt Steesken van Broeckhuijsen van kasteel Brakel. Cornelia van Wijhe is weduwe in 1528. Hun dochter Josina van Broekhuijsen trouwt  omstreeks 1525 met Reinier van Aeswijn. Uit dit laatste huwelijk kwam (via dochter Agnes van Aeswijn x Floris van den Bongard heer van Nijenrode en Breukelen) kleindochter Josina van den Bongard voort, die in 1581 met Joachim van Wijhe van Hernen trouwde. Reinier van Aeswijn (zoon van Josina van Broeckhuisen en Reinier van Aeswijn) werd burgemeester van Utrecht en was in 1579 een van de ondertekenaars van de Unie van Utrecht.

Het Van Wijhe van Echteld wapen in een gebrandschilderd raam in de kerk van Brakel

Raphael
trouwt Gijsbert van de Poll te Dreumel (tegenover Tiel aan de andere kant van de Waal).

Jasper, Cornelia en Raphael van Wijhe stichtten in 1528 een gezongen mis in de kerk van Echteld ter nagedachtenis van hun vader Otto van Wijhe de 7e heer van Echteld.

xxxx

Even een stukje Gelderse geschiedenis rond 1500

In 1483 kwam er een einde aan de invloed van het Bourgondische Huis en kwam Nederland onder het bestuur van het Oostenrijksche Huis. De Nederlanden hadden tot 1506 met Filips de Schoone te maken. Hij vergrootte zijn macht door in 1496 met Johanna erfprinses van Spanje te trouwen.

In de periode 1515 tot 1555 regeerde Karel de Vijfde namens het Oostenrijksche Huis.

Na een lange periode van hertogen van niet Gelderse afkomst kreeg Gelre in 1492 tot vreugde van de bevolking weer een hertog met echt Gelders bloed namelijk hertog Karel. Hij was een zoon van hertog Adolf van Gelre en opgevoed aan het Bourgondische hof maar hij voelde zich vooral een echte inwoner van Gelre. Hij beschouwde de Bourgondiërs als vijand zo ook het Oostenrijksche Huis. Zijn regeerperiode duurde 46 jaar en eindigde in 1538.

Zonder dat Karel dat wist was het jaar van zijn aantreden ook het jaar waarin Columbus Amerika ontdekte.

De regeerperiode van hertog Karel van Gelre was een aaneenschakeling van oorlogen en strooptochten. Het hele Gelderse land verarmde. Buiten Gelderland had hij de bijnaam “De Gelderse Duivel”. Hij was een ouderwetse ridder in een tijd waarin de wereld sterk veranderde.

Otto van Wijhe
de 7e heer van Echteld had sinds zijn aantreden in 1468 tot 1483 (24 jaar!) te maken gehad met het Bourgondische huis. Hij was dus als het ware groot geworden met de Bourgondiërs. Kennelijk is hij na 1483 op Bourgondië georiënteerd gebleven met uiteindelijk dramatische gevolgen voor de Van Wijhe’s van Echteld. Otto van Wijhe werd in 1495 door hertog Karel van Gelre gedwongen de Wijenburg tot leen en open huis van de hertog te maken.

Ten tijde van Otto van Wijhe de 7e heer van Echteld onderhield de familie Van Wijhe van Hernen zeer goede relaties met de hertogen van Gelre. Met name Herman Dirkszoon van Wijhe heer van Hernen (van 1465 tot 1492) en zijn zoon Reinier heer van Hernen (in 1492) stonden in hoog aanzien. Reinier van Wijhe was burggraaf in Nijmegen (1478), schildknaap van regentes Catharina van Gelre (ca. 1480) en maakte deel uit van het gevolg van hertog Karel van Gelre bij zijn intocht in Doesburg in 1492. In dat jaar wordt Reinier van Wijhe ook genoemd als raadsvriend van hertog Karel.
Tragisch was het overlijden van zowel Herman (de vader) als Reinier (de zoon) ook in 1492!
In Hernen kwam dus in 1492 een nieuwe heer namelijk Johan van Wijhe (geboren rond 1470) de oudste zoon van Reinier. Johan van Wijhe overleed al in 1511 (ongehuwd) en werd opgevolgd door zijn broer Joachim van Wijhe. Deze Joachim van Wijhe van Hernen werd in 1524 burggraaf van Nijmegen als opvolger van zijn schoonvader Hendrik Vijgh tot de Blankenburg (in Beuningen).

xxxx

Jasper van Wijhe de 8e heer van Echteld

Jasper van Wijhe was de 8e heer van Echteld van 1520 tot 1568.

Jasper van Wijhe trouwt in mei 1535 Walburg van Haeften (haar moeder was Johanna van Broeckhuijsen) vrouwe van de Megenberg en de Pol (in Dreumel). Bij dit huwelijk werden 15 huwelijksvoorwaarden vastgelegd. Over de erfenis van Jasper en Walburg zijn niet minder dan vier uitspraken geweest namelijk in october 1576, januari 1577, october 1580 en april 1583.

Jasper van Wijhe en zijn vrouw Walburg hadden 9 kinderen: Otto, Walraven, Johan, Willem, Johanna, Geertruid, Stees, Gijsbert en Walburg.

Otto
wordt later de 9e heer van Echteld. Hij studeerde van 1561 tot 1565 rechten in Orleans en Douai. Uit die tijd zijn van hem 2 alba amicorum (vriendenboeken) bewaard gebleven. In deze alba verzamelde hij in die tijd 35 inscripties van medestudenten. Ook is zijn dagboek uit 1574, geschreven in een Deventer Almanak, bewaard gebleven.

Walraven
page bij Casimir van Nassau, is dood in 1568. Hij was pas 25 jaar toen hij overleed.

Johan
studeerde net als zijn broer Otto in Douai. We vinden hem terug in de alba amicorum van Otto in 1565. Johan van Wijhe trouwt in 1583 Sibilla (of Belia) van Pallandt van Keppel. Zij overlijdt vermoedelijk rond 1595. Johan overlijdt in 1618. In 1596 eiste “Johan van Wye tot Dreumel“ voor het Appellationsgericht van het Graafschap Zutphen betaling van de achterstallige bruidsschatpenningen door de familie Van Heeckeren van Ruurlo. Deze bruidsschat was overeengekomen bij het eerste huwelijk van Sibilla van Pallandt (van 1563-1580) met Jacob van Heeckeren. Eerder was er over deze zaak al geprocedeerd in het richterambt Doesburg. Daarbij was Johan van Wijhe in het gelijk gesteld maar de Van Heeckerens gingen in beroep bij het nieuwe Appellationsgericht in Zutphen. Johan’s neef Reinold van Wijhe de 10e heer van Echteld (zoon van Otto) vecht na Johans dood (in 1618) nog 10 jaar via rechtszaken met de familie Van Pallandt van Keppel en/of de familie Van Heeckeren van Ruurlo over de erfenis van Sibilla!

Willem
is in 1577 kanunnik te Xanten. Nog tijdens zijn leven trad hij terug uit deze functie ten gunste van de “voorzoon” (Henric van Rijswijck) van zijn echtgenote Ermgard von Oberstein uit haar eerdere huwelijk met Heinrich von Ryswick (hij was voor zijn huwelijk tot 1566 kannunik in Xanten).

Deze afbeelding heeft een leeg alt-attribuut; de bestandsnaam is das-langschiff-der-propsteikirche-st-viktor-in-xanten-d58dab4d-198e-45b1-afaf-98ec2ce3b0cf-1024x682.jpg
De Stiftskirche in Xanten waar Willem van Wijhe en zijn broer Otto kanunnik waren

Bij de gerechtelijke uitspraak van october 1576 krijgt Willem van Wijhe de Hoofacker in Echteld toegewezen. Willem werd in 1590 in Echteld vermoord door Gerrit Thonisz van Tellicht.
Dit is een ingrijpende gebeurtenis tussen de familie Van Wijhe en familie Van Tellicht in Echteld, die zo dicht bij elkaar woonden. Het is opvallend dat het hier ging om een confrontatie tussen de religieus opererende personen uit genoemde families. Willem de (oud)kanunnik van Xanten werd vermoord door Gerrit die verbonden was aan het Cruysbroederklooster in Culemborg.
Willem liet zijn vrouw en kinderen in vrij armlastige omstandigheden achter. De open brief die na deze moord werd opgesteld door de familie Van Wijhe werd ondertekend door Ermgard als Willems weduwe, Otto, Johan en Stees van Wijhe als Willems broers en Willems oom Walraven van Brederode als man van Willemina van Haeften, (half-) zuster van Walburg van Haeften (de overleden moeder van Willem). Willem van Wijhe en Ermgard hadden drie kinderen, twee dochters (Ermgard en Walburg) en een zoon. Hun dochter Walburg trouwde met Constantin von Judden die later (van 1632-1650) burgemeester van Keulen was. De zoon van Willem en Ermgard was Caspar van Wijhe, getrouwd met Agatha von Loevenich. Hun nageslacht is de Duitse Van Wijhe tak.

Na het uitsterven van de mannelijke Van Wijhe’s van Echteld in 1752 heeft de Duitse tak (met name Johan Franciscus Caspar van Wijhe, heer van Reuschenberg) verwoede pogingen ondernomen om te bewijzen dat hij vanwege zijn afstamming recht had op het “Van Wijhe van Echteld bezit”. Uiteindelijk is de zaak voorgelegd aan het Hof van Gelre en die heeft in 1759 besloten dat er niet voldoende bewijs was voor de afstamming die de Duitse tak presenteerde. Sindsdien staan de leden van de Duitse van Wijhe-tak bekend als  afstammelingen van Willem van Wijhe.

Johanna

Kloosterzuster in Mons

De St. Waltrudis kloosterkerk in Mons

Otto van Wijhe schrijft op 17 mei 1574 in zijn dagboek dat zijn zus Johanna vertrokken is naar Mons (Bergen) in Belgie. Johanna ging naar het St. Waltrudisklooster op grote afstand (250 km!) van Echteld.

Opvallend is dat haar broer Otto  in Douai vlak bij Mons had gestudeerd en dat haar tante (Johanna van Haeften) al kloosterzuster was in Mons.

Johanna van Wijhe ging op reis midden in de tachtigjarige oorlog! Haar broer Otto van Wijhe was kort daarvoor in april druk geweest met de komst van de Spanjaarden in Echteld nadat ze op de Mookerheide de Oranjes (waaronder Lodewijk van Nassau) hadden verslagen. 

Waarschijnlijk reisde Johanna van Wijhe samen met haar tante (Johanna van Haeften) die voor de begrafenis (eind april 1574) van haar broer de 10e heer van Haeften terug naar huis was gekomen.

In Mons was in de voorgaande jaren veel gebeurd. In 1572 was Mons ingenomen door Lodewijk van Nassau (die later in 1574 op de Mookerheide sneuvelde). Lodewijk van Nassau werd enthousiast binnnengehaald door de bevolking van Mons. Maar hij kreeg onvoldoende steun uit Nederland en hij moest Mons eind 1572 weer afstaan aan Alva de Spaanse  bevelhebber. Alva ging vervolgens in Mons vreselijk tekeer. Veel mensen werden gestraft voor hun steun aan Lodewijk van Nassau!

Kennelijk vond Johanna van Wijhe dat geen bezwaar en ging ze op weg dwars door het oorlogsgebied naar een nieuwe toekomst. Haar tante die al kloosterzuster was in de St. Waltrudiskerk kwam uit een zeer Spaansgezinde familie en heeft haar vast gerustgesteld en mogelijk ook gezorgd voor een plek voor Johanna van Wijhe in het exclusieve St. Waltrudisklooster.  

Het kapittel van St. Waltrudis in Mons was een klooster waar alleen dochters van de adellijke elite werden toegelaten. Het aantal adellijke kloosterzusters was beperkt namelijk maximaal 30.

Johanna van Wijhe en haar tante waren zogenaamde seculiere kanonesses. Ze hadden veel bewegingsruimte en een leven gewijd aan God betekende in hun geval allesbehalve een eenzijdig bestaan. Cultuur, muziek en literatuur namen een belangrijke plaats in in hun leven. Het klooster in Mons had veel macht en rijkdom. De indrukwekkende St. Waltrudis-kapittelkerk in Mons (zie foto) is in opdracht van de kloosterzusters gebouwd.

In die tijd gingen in iedere adellijke familie dochters vaak namens de familie als kanonesse een klooster dienen. Hierdoor werd de band van de familie met de kerk versterkt en vaak speelden er ook zakelijke belangen.

We denken dat ook Johanna van Wijhe’s gang naar het “elite-klooster” in Mons past in het streven van haar vader Jasper van Wijhe en haar broer Otto  om de status en het netwerk van de Wijenburg verder te vergroten.

Een boeiende vraag is welke rol de wil van Johanna van Wijhe zelf speelde. Het kan zijn dat ze Mons ook als een kans zag om zich verder te ontwikkelen en bovendien kon ze zo niet worden uitgehuwelijkt.

Geertruid
trouwt in 1585 met Cornelis van Wijenhorst heer tot  Geisberg. Geertruid overlijdt in 1591. Geertruid schrijft in 1581 een bijdrage in het album amicorum van Walraven van Haeften, heer van Haaften, Hellouw en Herwijnen.

Stees (Eustatius of Statius)
trouwt in 1578 Judith Averenck, dochter van Borchard Averenck en Berta Costers. Haar grootvader Dirk was schepen van Deventer. Haar tante Hendrina Averenck was getrouwd met Johan Bentinck tot Leeuwenberg te Wilp. Stees en Judith wonen rond 1580 in Deventer en laten in dat jaar op 17 januari hun zoon Jasper dopen in de Mariakerk (katholiek). De Mariakerk (tegen de Lebuinuskerk aangebouwd!) was op dat moment net drie maanden geleden in gebruik genomen door de protestanten onder leiding van Ds. Vezekius. Volgens de doopakte in het katholieke doopregister waren vermoedelijk peter en meter van Jasper van Wijhe: Borchard Averenck (vader van Judith Averenck) en de “Vrouwe van d(t)er Horst” (mogelijk was deze “vrouwe van ter Horst” Aleyd Boshof vrouwe van ter Horst bij Loenen, weduwe van Wijnand Hackfort. Otto en Johan van Wijhe, de broers van Stees, waren in ieder geval zeer bekend met de Hackforts uit Loenen gelet op de bijdragen over en weer aan elkaars alba amicorum vooral in Douai rond 1565). Boeiend is dat de Van Wijhe’s in Echteld vele jaren later toen ze voor het eerst een dominee in Echteld mochten aanstellen kozen voor een nazaat van de bovengenoemde dominee Vezekius.

Verder hebben Stees van Wijhe en Judith Averenck als kinderen: Johan (verliest ca. 1610 zijn bezit in Overasselt) en Walburg. Zij (Walburg) trouwde in 1601 Wilhelm Pieck en kocht in 1612 in Deventer onroerend goed. Walburg onderhield goede relaties met haar nicht Walburg van Wijhe van de Duitse tak en met haar neven Reinier en Joachim, zonen van haar oom Otto. Kennelijk was Walburg Steesdochter van Wijhe nogal bemiddeld. Zij schenkt aan diverse (vermoedelijk bevriende minder bedeelde) familieleden jaarrenten waaronder Walburg Willemsdochter haar “Duitse” nicht. Stees van Wijhe woont in 1593 nog in Deventer in de Kleine Overstraat en is dan weduwnaar.

Gijsbert
overlijdt ongehuwd in 1575.

Walburg
trouwt Gijsbert van Hardenbroek. Walburg overleed al jong en liet voorzover ons bekend geen kinderen na. Gijsbert van Hardenbroek trouwde na het overlijden van Walburg (ca. 1560?) met Wilhelmina van Hoemen dochter van Joachim van Hoemen en Geertruid van Wijhe (een dochter van Dirk en Luitgert van Wijhe). Joachim van Hoemen was drost van Ter Leede en Gijsbert van Hardenbroek kreeg dit ambt van zijn schoonvader Joachim van Hoemen.

xxxx

Even een stukje Gelderse geschiedenis rond 1550

Tijdens de periode van Jasper van Wijhe en Walburg van Haeften gebeurde er veel in de Nederlanden. Er werd steeds meer kritiek uitgeoefend op de Katholieke Kerk. In 1517 bindt Luther de kat de bel aan door met zijn stellingen op de deur van de kerk in Wittenberg de Katholieke Kerk aan te vallen.

In de periode van 1517 tot 1568 kreeg het protestantse geloof in Nederland steeds meer aanhangers. Filips de Tweede probeerde met grof geweld deze ontwikkeling te keren. In 1523 werden in Brussel de eerste Nederlandse ketters op de brandstapel gezet. Deze periode wordt bloemrijk beschreven in het eerder vermelde boek “Anna van Gelre”.

In 1566 probeerde een grote groep van edelen, onder aanvoering van onder andere Willem van Nassau, Prins van Oranje, Filips te bewegen tot meer tolerantie voor de protestanten. Hij weigerde en het gevolg was een opstand en het begin van een zeer lange periode van oorlog tegen de Spanjaarden. Ook raasde in 1566 de beeldenstorm door de kerken in de Nederlanden. Beelden gingen van hun voetstuk, altaren werden aan gruzelementen geslagen en schilderijen werden vernield.

Jasper probeert het huis te Echteld weer zelfstandig te krijgen (na de dood van de oude hertog Karel in 1538). De nieuwe hertog Willem staat dat niet toe. Jasper vergroot en vertimmert in 1545 kasteel de Wijenburg dat tijdens het bewind van zijn vader Otto zo had geleden.Opvallend is dat rond dezelfde tijd (1550) Hernen door Reinier van Wijhe en Margriet van Egeren ook nogal uitgebreid wordt. De Van Wijhe’s van Hernen en Echteld onderhielden waarschijnlijk weer een goede relatie. Later (in 1575) trouwde Jaspers zoon Otto met Christina van Wijhe

xxxx

Otto van Wijhe was de 9e heer van Echteld van 1568 tot 1616.

Otto werd geboren in 1540. Als jongeman was hij tot 1571 kanunnik van de St. Viktorkerk in Xanten. Deze tijd gebruikte Otto ook om zich breed te oriënteren. In 1563 vertrok hij naar Orléans om daar rechten te studeren. In Frankrijk ondernam hij verschillende studiereizen, waarbij hij nieuwe studenten ontmoette. Deze ontmoetingen legde Otto vast in twee alba amicorum. Hij leverde ook als eerste zijn bijdrage aan het beroemde album amicorum van Janus Dousa. In 1574 schafte Otto een Deventer’ schrijfalmanak aan. Hierin beschreef hij de gebeurtenissen rond de Wijenburg gedurende dit jaar. Dit boekje wordt beschouwd als één van de eerste egodocumenten in Nederland. Ons tweede boek behandelt dit bijzondere dagboek van Otto van Wijhe. Meer informatie over ons tweede boek staat op deze website bij “Boeken”. Daar kan het boek ook worden besteld.

Otto trouwde in 1575 Christina van Wijhe van Hernen, vrouwe van de Blankenburg te Beuningen (het vroegere kasteel van de Vijgh-familie, het torentje staat nog aan de Wilhelminastraat). Het huwelijk werd voltrokken in Gennep. Otto en Christina logeerden bij Rutger van Randwijk die eerder burgemeester in Gennep was. Rutger van Randwijk was de voogd van Christina geweest. Christina’’s moeder (Margriet van Egeren) overleed toen ze nog maar 10 jaar was.

Otto van Wijhe de 9e heer van Echteld

Gelijk met Otto en Christina trouwden haar zus Catharina en Hendrik van Massereel, heer van Balgooij en Opijnen. Christina (geboren in 1558) was een dochter van Reinier van Wijhe van Hernen en Margriet van Egeren. Christina’s grootmoeder was Rutgera Vijgh die kasteel de Blankenburg in de Van Wijhe van Hernen familie bracht. Otto overlijdt in 1616 en Christina in 1623. De klokken van de Dom in Utrecht werden op 22 februari 1623 voor haar geluid.

Otto van Wijhe en zijn vrouw Christina kregen 13 kinderen: Jasper, Reinoud, Reinier (Reinold), Christiaan, Walraven, Johan, Gijsbert, Herman, Jorden, Jasper, Stees, Joachim en Margriet.

Jasper en Reinoud, tweelingbroers
geboren in 1576, jong gestorven.

Reinier (Reinold)
geboren in 1577, overlijdt ongehuwd in 1657. Hij werd later de 10e heer van Echteld. Bij zijn doop waren peters en meters: Joachim van Wijhe van Hernen, Herman Pieck van IJzendoorn namens Herman van de Poll heer van Leeuwen (ambtman tussen Maas en Waal), Anna van Spangen weduwe van Johan van Haeften heer van Haeften, Hellouw en Herwijnen en Judith van Averenck. Joachim van Wijhe van Hernen was de vader van Reiniers moeder (zijn opa dus) en Judith van Averenck was de vrouw van Reiniers oom Stees van Wijhe die in Deventer woonde.

Reinier van Wijhe

Walraven
geboren in 1580. Hij was luitenant. Jong overleden in 1602. Van Walraven is verder bekend dat hij door vader Otto naar Leiden was gestuurd om daar te studeren want  “eyn edelman weinig geacht wordt die niet geleert en heeft”.

Walraven van Wijhe

Gijsbert
geboren in 1581. Voor 1622 ongehuwd gestorven.

Christiaan
geboren in 1582, heer van de Schaar, kanunnik te Utrecht. Bij de doop van Christiaan waren de peters en meters: Aryen Janss, Johan Hendriksz, Truy Moeder en Neel op de Bawynge (onduidelijk is wie dit waren). Christiaan studeerde in 1600 in Leiden. Van hem is een inscriptie (met wapen) bekend in het album amicorum van Henricus Torrentinus a Coesfelt (in 1600). Ook leverde Christiaan van Wijhe bijdragen aan de alba amicorum van Ernst Brinck (in 1602, mogelijk in Parijs, en in 1649) en Johannes Amstel van Mijnden (in 1600). Ernst Brinck was een van de grondleggers van de Gelderse Universiteit in Harderwijk. Hij was ook burgemeester van die stad. Ernst Brinck overleed in 1649 na een rijk leven met veel reizen en relaties met bekende mensen uit die tijd (waaronder Galilei maar ook Ludwig van Anholt-Kothen de oprichter van de “Fruchtbringenden Gesellschaft”) waarvan in zijn 3 alba amicorum veel is terug te vinden.

Het wapen van Christiaan van Wijhe

 Christiaan van Wijhe trouwde in 1614 met Ermgard van Wullen. In 1619 overleed in Echteld hun zoon en waarschijnlijk  eerste kindje Walburg van Wijhe nog maar 1 jaar oud. In 1626 werd hun dochter Margaretha geboren en in Echteld gedoopt. Ermgard van Wullen overleed in 1631 in Utrecht. De klokken van de Dom werden op 26 augustus 1631 voor haar geluid. Na het overlijden van zijn eerste vrouw trouwde Christiaan in 1635 met Maria van Brederode. Haar ouders waren Jan van Brederode en Catharina van Riemsdijck uit Tiel. Uit dit tweede huwelijk werd in 1638 Otto geboren die later de 11e heer van Echteld werd. Otto studeerde aan de Leidse Universiteit. Otto had een broer Johan van Wijhe die kapitein was in Hollandse dienst. Hij overleed in 1670 in Echteld. Ook hadden Christiaan van Wijhe en zijn vrouw Maria van Brederode een dochter Catharina die later de bouwing De Schaar erfde.

Herman
geboren in 1583. Heer van de Blankenburg en de Pol (sinds 1622 geërfd van zijn broer Joachim) en kapitein van een compagnie te paard en te voet. Ambtman en richter van Maas-Waal. Bij zijn doop waren de peters en meter: Jasper van Wijhe, Reynier van Wijhe en Walburg van Wijhe. (onduidelijk is wie dit waren, mogelijk waren het zonen van Otto’s oom Herman en was Walburg Otto’s zus). Herman van Wijhe overlijdt in 1643. Hij laat een bastaardzoon Walraven na.

Herman van Wijhe

Johan
geboren in 1585. Kapitein in Brandenburgse dienst. Hij overlijdt (sneuvelt?) in 1622. De klokken van de Dom in Utrecht werden op 7 april 1622 voor hem geluid.

Jorden
voor 1622 ongehuwd gestorven.

Jasper
voor 1622 ongehuwd gestorven.

Stees
voor 1622 ongehuwd gestorven.

Joachim
heer van de Pol en kapitein in Brandenburgse dienst . Waarschijnlijk overleed Joachim ongehuwd, de Pol nalatend aan zijn broer Herman. De Duitse Van Wijhe tak beweerde dat Joachim getrouwd was met Ermgard van Haaften tot Bracht en dat de Duitse Van Wijhe tak (via hun zoon Otto die trouwde met Margaretha Tinnagel tot Leeuwen) van dit echtpaar afstamde. Uiteindelijk bleek deze stelling niet houdbaar voor de rechtbank.

Joachim van Wijhe

Margriet 
trouwt in 1627 Zeger van Arnhem tot Kernhem lid van de ridderschap van de Veluwe. De trouwakte die in Echteld werd opgemaakt zag er  indrukwekkend uit. Margriet van Wijhe en Zeger van Arnhem overlijden in 1632/1633. Hun dochter Margaretha van Arnhem erfde in 1633 huize Kernhem (ze was toen nog maar ca. 5 jaar) en haar voogd was Johan van Renesse haar oom.

Op kasteel Kernhem woonde ook haar tante Margaretha van Arnhem. Deze tante bleef door tragische omstandigheden ongehuwd. Haar huwelijkspartner, de Overijsselse edelman Reinier Schaep, schoot zichzelf op de dag voor de bruiloft per ongeluk dood toen hij een aan de muur hangend pistool wilde pakken. Deze gebeurtenis maakte diepe indruk op kroniekschrijvers van die tijd. Margaretha trok zich terug in Amersfoort, maar was ook op Kernheim te vinden. Van Margaretha is onlangs in kasteel Twickel een fraai album amicorum ontdekt. Mogelijk heeft deze tante de opvoeding van haar nichtje (de al heel jong wees geworden Margaretha van Arnhem) voor haar rekening genomen. 

Margaretha van Arnhem (collectie Van Rechteren Limpurg)

Margaretha van Arnhem (het nichtje) trouwt in 1644 (ze was toen 16 of 17) met Zeger van Rechteren, heer van Almelo en zoon van Johan van Rechteren en Joachima van Wijhe van Hernen (zij was een nicht van Margriet van Wijhe). Margaretha van Arnhem overlijdt al in 1651 nog maar 23 jaar oud. Zij laat kasteel Kernhem na aan haar neef Jacob van Wassenaer-Obdam.

xxxx

Even een stukje Gelderse geschiedenis rond 1580

Een belangrijke gebeurtenis tijdens het bewind van Otto, de 9e heer van Echteld, was het begin van de Tachtigjarige Oorlog in 1568. In dit jaar kreeg Otto de Wijenburg onder zijn hoede.

Pas in 1648 kwam met de Vrede van Munster een einde aan de schermutselingen. Na 1580 werd de strijd vooral gevoerd in het oosten en het zuiden van de Nederlanden.

In het noordelijke deel van de Nederlanden ontstond rond 1580 de Republiek der Verenigde Nederlanden. De Republiek kende zeven provincies namelijk: Holland, Zeeland, Friesland, Gelderland, Groningen, Utrecht en Overijssel.

Na de moord op Willem van Oranje in 1584 in Delft werd Maurits tot 1625 de eerste Stadhouder van de Republiek. In het westen van Nederland ontwikkelde de Republiek zich voorspoedig. De Gouden Eeuw brak aan. De oprichting van de Oost-Indische Compagnie in 1602 speelde daarin een grote rol. De Nederlanders verdienden veel geld met verhandelen van goederen die met de eigen handelsvloot werden opgehaald in Oost-Indië.

Veel kerken in de Nederlanden waren in 1566 met een beeldenstorm gezuiverd van alle roomse versierselen. Geruime tijd was het gevaarlijk om rooms-katholiek te zijn.

Van de Van Wijhe’s van Hernen is bekend (met name van Maria die in 1609 met Van Reede trouwde) dat zij katholiek bleven en in hun kasteel een schuilplaats boden aan katholieken. Overigens liep de scheidslijn protestants-katholiek vaak dwars door families heen en veroorzaakte dus veel spanningen.

Wel raakte Nederland in de omringende landen steeds meer bekend als het land waar mensen zelf mochten nadenken over hoe de bijbel gelezen moest worden. Er was ruimte voor meerdere interpretaties! Dit was in die tijd een wereldrevolutie en zorgde ervoor dat  mensen die snakten naar godsdienstvrijheid, hun heil in Nederland kwamen zoeken.

xxxx

Otto van Wijhe verbleef in 1563 te Douai (nu Noord-Frankrijk, destijds nog een katholiek bolwerk onder Spaans gezag) en hij had een goede relatie met Janus Dousa een van de oprichters van de Leidse Universiteit. Otto leverde in 1563 een fraaie bijdrage aan het album amicorum voor Janus Dousa.

Ook had Otto van Wijhe zelf twee alba amicorum. Deze alba zijn bewaard gebleven.

Net als zijn vader heeft Otto geprobeerd de afhankelijkheid van Echteld van de hertog van Gelre ongedaan te maken. Dat is hem voor een deel gelukt. In 1570 werd Echteld een “onsterfelick erff-en stamleen” waarvan de erfopvolging nauwkeurig werd geregeld. Later zag Otto kans om het bezit te vergroten met een aantal allodiale (onafhankelijke) goederen.

Otto richt samen met zijn broers en zusters in 1577 een magescheid (boedelscheiding bij overlijden van één der ouders) op waarbij zijn broer Willem (stamvader van de Duitse tak) de hofstad de Hoofakker in Echteld en de Megenberg bij Dreumel krijgt nog enkele rechten. Kennelijk wilde Willem zijn aandeel.

Kasteel Hernen was het eerste kasteel dat GL&K in bezit kreeg. Het kasteel is nog helemaal in middeleeuwse staat behouden gebleven. De familie Van Wijhe (een zijtak van Echteld) heeft het kasteel vormgegeven en meer dan 200 jaar bewoond. Begin zeventiende eeuw kwam er een einde aan het Van Wijhe tijdperk op Hernen en ontstond er een crisis. Een bont gezelschap was rond 1600 bezig met hoe het verder moest met de omvangrijke heerlijkheid. Otto van Wijhe speelde daarbij een hoofdrol. Ook de families Van Aeswijn, Van den Bongard en Van Reede tot Saesfelt waren er nauw bij betrokken.

Kasteel Hernen kwam uiteindelijk in handen van de families Van Rechteren en Van Reede. De familie Van Wijhe van Echteld had het nakijken!

Ons boek “Touwtrekken om kasteel Hernen” laat zien wat er zich eind zestiende, begin zeventiende eeuw allemaal afspeelde op en rond kasteel Hernen.

Reinier van Wijhe was de 10e heer van Echteld van 1616 tot 1657.

Reinier overlijdt in 1657 ongehuwd. In de kerk in Echteld ligt een prachtige graftombe van hem met een stenen gisant in volle wapenuitrusting.

Reinier van Wijhe de 10e heer van Echteld

Hij liet een bastaarddochter (Christina) na. Bij haar doop in 1636 werd vermeld dat zij verwekt was bij de melkmeid. Christina huwde in 1655 in Echteld ds. Henricus van Laar die later predikant te Eck en Wiel werd.

Reinier was in 1619 cornet en later mogelijk ritmeester in een compagnie van Frederik Hendrik. Deze functie werd ook wel bedongen om er financieel garen bij te spinnen. Over zijn activiteiten is weinig bekend.

Graftombe


Op zijn tombe in de kerk van Echteld ligt een 19 cm dikke zerk.

Daarop is een liggende man in wapenuitrusting uitgehouwen.

Het hoofd ligt op een kussen waarin is gebeiteld: “SECRET ET LOYAL”. Dit was het devies van Reinier van Wijhe. In de linkerhand houdt hij de helm vast, waaronder twee kruiselings over elkaar liggende handschoenen. De rechterarm ligt gestrekt langs het lichaam met de wijsvinger naar beneden wijzend. Rechts van de voeten een doodshoofd en links een vaas met tulpen. Boven het hoofd van de figuur het alliantiewapen Van Wijhe van Echteld en Van Wijhe van Hernen. Geheel onderaan is te lezen:

HIC ORTVS ALTA STIRPE RAINOLDVS IACET / MARS ILLE QVONDA BELGICVS DVM VIVERET / MVNDVM RELIQVIT ET SVO PRAESENS DEO / IAM SPECAT ET IA SPERNIT HOC TOTV NIHIL / OBIIT ANO 1657 MENS. AVG. 30. AETAT. 80

Dit betekent: Hier ligt Reinold, uit hoge stam gesproten, tijdens zijn leven beroemd als Mars der Lage Landen, hij verliet de wereld en aanschouwt thans God van aangezicht tot aangezicht, op dit nietswaardige geheel kijkt hij thans met verachting neer.

Mars was de meest vereerde God van de Romeinen. Deze stond voor strijd, oorlog en dood. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog werd Mars wel vaker aangehaald.

Reinier had een oom, Johan van Wijhe, die met Sibilla van Pallandt van Keppel was getrouwd. Sibilla overlijdt in 1595 en daarna onstond een conflict over haar erfenis tussen de Van Wijhes van Echteld en de familie van Sibilla van Pallandt. Reinier van Wijhe de 10e heer van Echteld vecht na de dood van zijn oom Johan in 1618 nog 10 jaar via rechtszaken over de erfenis van Sibilla met de familie Van Pallandt van Keppel en/of de familie Van Heeckeren van Ruurlo. 

Reinier stond ingeschreven in het ridderschap van Nijmegen over de jaren 1628 tot en met 1653. Reinier stierf in 1657, 80 jaar oud.

Caspar van Wijhe en Agatha van Loevenich (van de Duitse Van Wijhe tak) dragen in 1654 land in Dreumel over aan Reinier.

xxxx

Even een stukje Nederlandse geschiedenis rond 1640

Tijdens het bewind van Reinier werd in 1621 de West-Indische Compagnie opgericht en begon de emigratie naar en de handel met Amerika. Met het einde van de Tachtigjarige Oorlog in 1648 komt er meer rust in Nederland en profiteert het hele land van de voordelen van de van de Gouden Eeuw.

xxxx

Otto van Wijhe was de 11e heer van Echteld van 1657 tot 1732.

Otto werd geboren in 1638. Reinier van Wijhe de 10e heer van Echteld had geen zoon die hem kon opvolgen. Daarom werd Otto, de zoon van Reiniers broer Christiaan, de volgende heer van Echteld. Otto was al in 1662 lid van de Nijmeegse ridderschap. Otto van Wijhe trouwt in 1671 in Harderwijk met Seyna van Delen (dochter van Evert van Delen en Johanna van Broeckhuysen).

Otto van Wjhe de 11e heer van Echteld (bron: Geldersch Landschap & Kasteelen)

Otto was in 1671 schepen en raad der stad Tiel en in 1672 burgemeester van dezelfde plaats. Hij verbleef graag op de Blankenburg te Beuningen. Hij vermeerderde enorm het aanzien van de Wijenburg. In 1659 studeerde Otto van Wijhe aan de Leidse Universiteit volgens de “Wapenboeken der Gelders-Overijsselse studentenverenigingen”.

De Wijenburg in 1728 volgens een tekening van Cornelis Pronk

Zoals eerder aangegeven had Otto een broer, Johan (overleden 1670 in Echteld), die kapitein was in Hollandse dienst. Mogelijk diende hij onder admiraal Michiel de Ruyter in de tweede Engelse oorlog (1665 -1666) die in die periode Amerika bezocht. Hij heeft geprobeerd het in 1664 door de Engelsen op de Nederlanders veroverde Nieuw Nederland (wat door de Engelsen vervolgens omgedoopt werd in New York) weer terug te veroveren. Overigens zonder succes. Pas in augustus 1673 lukte het admiraal Cornelis Evertsen tijdens de derde Nederlands-Engelse oorlog om New York weer in Nederlandse handen te krijgen. Uiteindelijk hebben de Nederlanders het in 1674 geruild  tegen Suriname.

Seyna van Delen de vrouw van Otto van Wijhe de 11e heer van Echteld (bron: Geldersch Landschap & Kasteelen)

Otto van Wijhe en Seyna van Delen hadden 9 kinderen: Maria, Christiaan Reinoud, Anna Elisabeth, Evert Jan, Christina, Wilda, Margriet, Albertus en Johanna.

Maria
geboren in 1672. In de doopakte in Echteld wordt als getuige vermeld ; mevr. Van Laer (Christina van Wijhe de dochter van Reinoud van Wijhe en de melkmeyd). Maria is ongehuwd overleden.

Christiaan Reinoud
geboren in 1675. Bij de doop in Echteld waren de getuigen: Catharina van Wijhe (zus van vader Otto) en de heer Van Laer (Henricus van Laer dominee in Eck en Wiel en getrouwd met Christina van Wijhe). Christiaan Reinoud overlijdt in 1749. Hij werd de laatste (12e) heer van Echteld.

Anna Elisabeth
overlijdt in 1744 ongehuwd.

Evert Jan
geboren in 1678, kapitein in Hollandse dienst; trouwt in 1711 Henriette Bentinck. Hij overlijdt in 1735 in Tiel (blind). Zij hadden drie kinderen: Seina Margaretha (zij trouwt J.G.L.A. van Neukirchen genaamd Nijvenheym en zij werd daardoor vrouwe van Haus Driesberg in Duitsland), Catharina (zij trouwt generaal Beerend van Lewe van Aduard, lid van de Staten-Generaal) en Gooswijn Wolf Asueer geboren in 1718. De stamboom van de familie Van Neukirchen hangt in kasteel Rosendael.

Het was niet ongebruikelijk dat aanzienlijke families bij het overlijden van een familielid een memoriebord lieten vervaardigen dat na de begrafenis in de kerk werd opgehangen. Voor Evert Jan is zo’n memoriebord gemaakt in 1735. Het bord met het wapen van de Van Wijhe’s heeft tot de komst van de Fransen in 1795 in de St. Maartenskerk van Tiel gehangen. Daarna is het naar huis Voorst verhuisd waar zijn kleinzoon Evert Jan van Neukirchen genaamd Nijvenheim woonde. Later raakte het zoek maar het werd in 1994 teruggevonden bij een antiquair in Brussel. Het bord is nu te bewonderen in het streekmuseum in Tiel.

Christina
geboren in 1681, trouwt in 1711 Wolf Assueer Bentinck (een broer van Henriette Bentinck, de vrouw van haar broer Evert Jan). Wolf Assueer overlijdt in 1716 en Christina in 1740. Het overlijden van hun zoon Goossen Geurt (curator van de Universiteit van Harderwijk) wordt door ds. Henricus van Wijhe in 1786 in het doodboek van de kerk van Wilp gemeld. De Bentincks waren van oorsprong afkomstig uit Wilp (tegenover Deventer). Ds. Henricus van Wijhe studeerde aan de Gelderse universiteit in Harderwijk en was een zoon van Jan van Wijhe die in 1724 op 34 jarige leeftijd stierf en in de Lebuïnuskerk te Deventer werd begraven. Zijn grafsteen ligt nog steeds in deze kerk en heeft als opschrift: Jan van Wye 1722, medaillon en een naar links klimmende leeuw. Niet duidelijk is of er een relatie met de Van Wijhe’s van Echteld was. Een boek (familiedocument, 27 pagina’s, auteur Hans van Wijhe) over het leven van ds. Henricus van Wijhe ligt in het gemeentearchief van Voorst, in het gemeentearchief van Harderwijk en in het Stadsarchief / de Athenaeumbibliotheek van Deventer. In de Lebuïnuskerk in Deventer ligt ook de grafsteen van Johan van Hemert burgemeester van Deventer en overleden in 1634. Op zijn grafsteen komt het wapen van de Van Wijhe’s van Echteld voor. Onduidelijk is hoe de relatie met de Van Wijhe’s van Echteld was.

Wilda
geboren in 1684. Trouwt met Karel Philip van Brakell. De stamboom van de Van Brakell’s hangt in de Ridderzaal van kasteel Doorwerth.

Margriet
geboren in 1686.Trouwt in 1718 met Nicolaas Hans Willem van Delen tot Schonenburg (Over-Asselt). Zij overlijdt kinderloos al in 1720 te Over-Asselt, kort na haar huwelijk.

Albertus
geboren in 1689, overlijdt nog maar 4 jaar oud in 1694.

Johanna
geboren in 1692. Trouwt in 1715 met Dirk Reinier van Bassenn burgemeester van Arnhem die tengevolge van de Gelderse Plooierijen naar Tiel vluchtte. De Gelderse Plooierijen waren gevechten om de macht. In Arnhem regelde de familie Brantsen vanuit hun kasteel Zypendaal al sinds mensenheugenis het stadsbestuur. Van Bassenn probeerde daarin verandering te brengen door meer invloed van de burgerij te eisen. Het gevolg was een gewapende strijd. De afloop was voor Van Bassenn niet gunstig en hij werd in 1708 verbannen. Hij was een vermaard historicus en filosoof. Een geschilderd portret van Van Bassenn, in oosters gewaad en met een tulband op het hoofd, hangt in het streekmuseum van Tiel.

Hun oudste dochter Anna Elisabeth van Bassenn trouwt in 1741 Frederik Jacob Derk van der Capellen. De bekende patriot Joan Derk van der Capellen was hun zoon (zie boek “Schaduwbeeld of het geheim van Appeltern“, van Hella S. Haasse). Johanna van Wijhe (de moeder van Anna Elisabeth) overlijdt in 1722 in het kraambed bij de geboorte van haar 3e kind.

xxxx

Even een stukje Nederlandse geschiedenis rond 1750

De achttiende eeuw was de eeuw van de Verlichting en de Franse Revolutie.

Aan het eind van die eeuw was de wereld er naar het gevoel van veel mensen op vooruit  gegaan.

In 1805 deed de Leeuwarder predikant Jan Brouwer mee aan een prijsvraag van het Teylers Tweede Genootschap (de bekende, nog steeds bestaande Stichting ter bevordering van de wetenschap ) met als onderwerp :

” Heeft de achttiende eeuw recht op de titel eeuw van de Verlichting?”

Dominee Jan Brouwer  schreef:

“naar mijn mening is op allerlei gebieden vooruitgang geboekt, op dat van de godsdienst, wijsbegeerte en ethiek, maar ook in de landbouw, geneeskunde en recht”. Hij probeerde de afgelopen twee eeuwen te overzien. Voor zijn gevoel was de zeventiende eeuw een bos waar niet alleen een storm had gewoed maar ook nog eens een aardbeving had huisgehouden. De achttiende eeuw daarentegen leek volgens dominee Brouwer  meer op een bevallig aangelegde hofstede, waar de gewassen er mooi en goed beschut bij stonden en het voor de wandelaar aangenaam toeven was. Deze Leeuwarder predikant constateerde dat het verschil tussen deze twee eeuwen levensgroot was.

De achttiende eeuw wordt ook vaak aangeduid als de eeuw van de rede. Veel wetenschappers deden via experimenten met succes een poging om meer orde te ontdekken in de natuur. Er werd een sterke relatie gelegd met de religie.

De stelling was vaak: “kennis van de natuur leidt tot kennis van God”. In dit verband moet vooral de beroemde wis- en natuurkundige  Sir Isaac Newton (1642-1727) worden genoemd. Newton had een alomvattend wereldbeeld.

Hij baseerde dat niet alleen op de wiskunde en de natuurwetenschap. Hij beheerste alle takken van wetenschap van zijn tijd. Ook de theologie! Newton was een diepgelovig mens. Hij zag het als zijn taak geloof in overeenstemming te brengen met de opkomende wiskunde en natuurwetenschap.

Gedurende de Verlichting was de zogenaamde fysicotheologie – het in de natuur zoeken naar God – een populair genre. Dominees waren veelal de belangrijkste propagandisten van de nieuw verworven wetenschappelijke inzichten. Moderne dominees zoals de Zutphense predikant Johanne Florentinus Martinet (1729-1795), gebruikten de nieuwe kennis van de natuur tijdens hun godsdienstlessen. Zo werden de nieuwste agrarische inzichten door dominees verspreid.

De dominees gebruikten de nieuwe kennis ook om het bijgeloof te bestrijden. Het bijgeloof was vaak hun probleem. Omdat iedereen lid van de kerk was kwam ongeloof officieel niet voor! Bijgeloof des te meer. De eeuw van de Verlichting begon met de orde die de ontdekte natuurwetten bood. Ze eindigde in Nederland met wanorde vooral in de periode 1780-1795.

Het verlichtingsideaal werd kernachtig onder woorden gebracht door de beroemde Duitse filosoof Immanuel Kant met zijn oproep: ”Durf na te denken”. De meeste mensen zijn onmondig, zo betoogde hij, niet omdat het hen aan verstand ontbreekt , maar omdat ze de vastberadenheid en moed niet opbrengen om op het kompas van hun eigen verstand te varen. Aangestoken door deze verlichting gingen velen nadenken.

Dat leidde tot een vrijmoediger omgang met religie, tradities en bestaande hiërarchische verhoudingen.

De Bataafse Revolutie van begin 1795 maakte met de komst van de Fransen een einde aan de bestaande aristocratische politieke orde in Nederland. Een nieuwe orde werd gevestigd met voor het eerst democratische verkiezingen.

xxxx

Christiaan Reinoud van Wijhe was de 12e heer van Echteld van 1732 tot 1749.

Geboren in 1675, dus hij was al 57 jaar toen hij in 1732 heer van Echteld werd. Door de ouderdom van zijn vader moest hij lang wachten. Wel was hij als heer van de Hul in 1697 toegelaten tot de ridderschap van Nijmegen. Christiaan Reinoud trouwt in 1718 te Avezaat, Henriëtte Philippine van Brakell. Zij overlijdt al in 1737 nog maar 44 jaar oud. Christiaan Reinoud en Henriëtte hadden 10 kinderen: Seyna Jacoba Isabella, Johanna Wilda, Maria, Otto, Wilhelmina Frederika, Christina, Louise Henriëtte, Seyna, Catharina en Philippina.

Seyna Jacoba Isabella
geboren in 1719, trouwt in 1737 Frederik Hendrik van Wassenaer. Zij is van 1737-1777 ambachtsvrouwe van Katwijk. Zij overlijdt in 1785. Zij was Vrouwe van IJzendoorn en van de Blankenburg.

Johanna Wilda
geboren in 1720, trouwt in 1751 Willem van Wassenaer (broer van Frederik Hendrik van Wassenaer, zie hierboven). Johanna Wilda overlijdt in 1754, 3 jaar na haar huwelijk. Zij was Vrouwe van Echteld.

Het prachtige portret van Johanna Wilda van Wijhe in 1751 geschilderd door de bekende Franse schilder Jean Fournier.

In het mooie boek “Schaduwbeeld of het geheim van Appeltern” beschrijft Hella S. Haasse hoe in 1749 Joan Derk van der Capellen met zijn moeder  op bezoek ging bij de Van Wijhe’s op het Huis te Echteld, de familie van zijn overleden grootmoeder Johanna van Wijhe. Het bezoek is bedoeld als kennismaking: hij is immers de erfgenaam van zijn moeder die inkomsten geniet van een paar stukken land, behorende tot het grondbezit van het geslacht Van Wijhe. Volgens zijn moeder (Anna Elisabeth van Bassenn, dochter van Johanna van Wijhe een zus van Christiaan Reinoud) lijkt het kasteel wel wat op kasteel Appeltern (eigendom van de familie Van der Capellen), maar is het van binnen oneindig veel fraaier en gerieflijker. In de dorpskerk liggen alle leden van de familie begraven, ook zijn grootmoeder. Men wijst Joan Derk de oudste zerk, die van Reinold van Wijhe, met een stenen “gisant” in volle wapenrusting. Joan Derk ziet het met een gevoel van afgunst en onbehagen aan. Hij zou willen dat zijn familie ook zo’n indrukwekkend edelmansgraf bezat.

Een vergelijkbaar gevoel van ergernis bevangt Joan Derk van der Capellen in tegenwoordigheid van de dochter des huizes op Echteld, Johanna Wilda van Wijhe, een nicht van zijn moeder. Zij is ongeveer even oud als zijn moeder en lijkt ook op haar, maar zij is veel mooier, draagt een geborduurde satijnen japon met kant en linten, heeft poeder in haar kapsel en lavendelwater op haar zakdoek. Hoe kleurloos is opeens zijn altijd sobere moeder Anna Elisabeth van Bassenn. Het bezoek was overigens geen beleefdheidsbezoek maar hield verband met familieaangelegenheden. Nicht Johanna Wilda ging trouwen met een Van Wassenaer en het huis Echteld en het grondbezit zouden overgaan in andere handen.

Maria
geboren in 1721. Trouwt met Willem Hendrik van Borssele van der Hooghe, burgemeester van Zaltbommel. Hij was eerder getrouwd met Albertina Clasina van Brakell, een nicht van Maria van Wijhe (zij was een dochter van Maria’s tante Wilda van Wijhe). Maria van Wijhe trouwde na de dood van haar eerste man (1746)  in 1749 met Sigismund Conrad Roeleman graaf van Bylandt stadhouder van Grave. Zij was vanaf 1746 Vrouwe van Geldermalsen. Zij overlijdt in 1754 slechts 33 jaar oud. Sigismund van Bylandt was een zoon van Albrecht Otto Roeleman Frederik van Bylandt vrijheer van Rheydt (kasteel Rheydt bij Moenchengladbach) en heer van Marienwaerdt (dat hij in 1734 had gekocht). De familie van Bylandt was sterk verbonden met de familie Van Quadt tot Wickradt (kasteel Wickradt ook bij Moenchengladbach). Maria van Wijhe’s zus, Wilhelmina Frederika, trouwde in 1765 met Willem Otto Frederik Rijksgraaf van Quadt tot Wickradt (zie hieronder).  

Otto
geboren in 1722. De enige zoon die in 1732 overlijdt slechts 10 jaar oud.

Wilhelmina Frederika
zij werd geboren in 1723 te Avesaath en was Vrouwe van het Laar. In 1751 trouwt zij in Zutphen met Ludolf Hendrik Borchard Silvius van Heeckeren tot de Kemnade (bij Doetinchem). Hij was op de huwelijksdag al 55 (geboren in 1696 op Enghuisen ook bij Doetinchem). Zijn zus was in 1709 getrouwd met Alexander van der Capellen heer van de Boedelhof (bij Zutphen). De eerste man van Wilhelmina Frederika van Wijhe overlijdt in 1762. Wilhelmina Frederika trouwt vervolgens (2e huwelijk) in 1765 in Zeddam met Willem Otto Frederik Rijksgraaf van Quadt tot Wickradt (hij was eerder getrouwd met Anna van Bylandt, een zus van de man van Maria van Wijhe, zie boven). Kasteel Wickradt (in Duitsland bij Moenchengladbach) is in de periode 1746-1772 geheel opnieuw gebouwd onder leiding van de Nederlandse architekten (de broers) Francois en Matheius Soiron.

Wilhelmina Frederika van Wijhe trouwde in 1765 met Willem Otto Frederik van Quadt tot Wickradt. Hier staat hij in 1773 samen met architekt Soiron voor het fraai herbouwde kasteel Wickradt

In kasteel Rheydt (in Moenchengladbach) hangt het bovenstaande portret van Willem Otto Frederik van Quadt tot Wickradt (de opdrachtgever) en Matheius Soiron (een van de architekten) voor kasteel Wickradt in 1773 geschilderd door J.H. Fisher. Op kasteel Wickradt hing in die tijd een indrukwekkkende collectie manshoge portretten van de familie Van Quadt tot Wickradt. In de ridderzaal van kasteel Nederhemert hangen nu 8 van deze prachtige portretten uit de periode 1660-1753 in 2001 aangekocht door de Stichting Geldersch Landschap en Geldersche Kasteelen op een veiling van Sotheby’s. De familie Quadt van Wickradt had in de periode 1655-1697 ook kasteel Nederhemert in haar bezit.
Wilhemina Frederika van Wijhe overlijdt in 1797 te Den Haag. 

Christina

geboren in 1725. Trouwt Nicolaas Hans Willem van Delen heer van Druten, de Lakenburg te Wamel en Schonenburg te Over-Asselt. Zij overlijdt al in 1755 nog maar 30 jaar oud. Zij was Vrouwe van de Pol.

Louise Henriëtte
geboren in 1726. Trouwt in 1756 Willem Quarles de Quarles. Willem’s overgrootvader was de Engelsman John Quarles. Louise Henriëtte van Wijhe was Vrouwe van Tedingsweert. Willem overlijdt in 1781 en Louise Henriette overlijdt in 1782, beiden op Tedingsweert.

Seyna
geboren in 1727, overleden in 1741 slechts 14 jaar oud.

Catharina
geboren in 1728, overleden in 1735 nog maar 7 jaar oud.

Philippina
geboren in 1730, overleden in 1749, ze werd maar 19 jaar oud.

In 1749 overlijdt Christiaan Reinoud van Wijhe. Zijn enige zoon Otto was al eerder overleden zodat er geen mannelijke opvolger was. Hierdoor was Christiaan Reinoud de laatste heer Van Wijhe van Echteld.

In 1751 ging de Wijenburg door het huwelijk van Johanna Wilda over naar de familie Van Wassenaer.

Johanna Wilda overleed al in 1754, slechts 34 jaar oud. Na haar trieste dood woonde er na 500 jaar geen Van Wijhe meer op de Wijenburg.

Met bovenstaand overlijdensbericht door Willem van Wassenaer wordt het tijdperk Van Wijhe op de Wijenburg afgesloten.

Willem van Wassenaer

Hij stuurde dit bericht aan zijn nicht de vierde gravin van  Athlone, Louise van Reede, geboren Van Wassenaer Duivenvoorde, die toen kasteel Amerongen bewoonde.