De van Wijhe’s van Echteld: 4

De Wijenburg in brand en het verlies van de zelfstandigheid.

Kerk en kasteel waren door de eeuwen heen sterk met elkaar verbonden.

Otto van Wijhe, de 5e heer van Echteld van 1399 tot 1438.

Otto van Wijhe  trouwde met Ida van Brienen. Hij overleed in 1438. Ze hadden 6 kinderen: Jorde, Margriet, Johan, Arnolda, Herman en N.N.

De Van Wijhe’s hadden generaties lang een nauwe band met het land van Kleef. Ook dit huwelijk van Otto van Wijhe met Ida van Brienen paste in de Rijnlandse achtergrond van de Van Wijhe’s. De Van Brienen’s hadden ook een band met het Duitse deel van Gelre. Ida’s vader was Hendrik van Brienen. Zijn neef Johan van Brienen trouwde Elisabeth van Kirskorff van kasteel de Biesenburg in het land van Kleef.

Jorde
werd later de 6e heer van Echteld.

Margriet
was in 1439 de vrouw van Johan van Rossum (ambtman van Tiel en Neder-Betuwe?) en zij verkocht haar erfdeel in dat jaar aan haar broer Jorde.

Johan
had in 1437 een geschil met zijn vader en verkocht in 1439 zijn erfdeel aan zijn oudste broer Jorde.

Arnolda
trouwde met Otto van Echteld. Arnolda van Wijhe overleed in 1470. Otto van Echteld erfde het kasteel Hof d’Ooij bij Echteld van zijn vader Claes van Echteld. Otto van Echteld werd met het kasteel beleend in 1424. Noordwaarts direct grenzend aan dit kasteel lag bezit van Johan van Wijhe Hendrikszoon (een kleinzoon van Walraven van Wijhe).

Bij het kasteel was er ook een kerk in Ooij waar in 1453 zeven Van Wijhe’s (uit Echteld, Tiel, Rijswijk en Elst) een geestelijk gilde oprichtten ter ere van Onze Lieve Vrouwe. Een van deze 7 Van Wijhe’s was Willem van Wijhe (een zoon van Walraven van Wijhe) die een rol speelde bij de oprichting van de universiteiten van Heidelberg en Keulen. Ook was hij betrokken bij de Tielse Kroniek. Ook Johan van Wijhe Hendrikszoon en zijn zonen Frederik en Herman deden mee bij het oprichten van het geestelijk gilde in Ooij.

Het dorp Ooij had in 1431 zwaar geleden onder diverse overstromingen door dijkdoorbraken. Er werd kort daarna een dijk over het kerkhof heen aangelegd ter bescherming van het dorp. In de Tielse Kroniek staat uitgebreid beschreven hoe dramatisch deze overstromingen voor Ooij waren.

Later in 1520 ging de Hof d’Ooij door een huwelijk over naar de familie Van Tellicht.

Herman
was edelman van David van Bourgondië bisschop van Utrecht (1470).

Jorde van Wijhe, de 6e heer van Echteld van 1438 tot 1468.

Jorde van Wijhe trouwde met Johanna van Isendoorn, dochter van Willem van Isendoorn en Adriana Johanna van Brakell. Hij overleed in 1468. Ze hadden 6 kinderen: Otto, Willem, Ida, Hermana, Agnes en Johanna.

Otto
werd later de 7e heer van Echteld.

Willem
Willem van Wijhe trad op als getuige bij de gevangenzetting van zijn broer Otto in 1492.

Zegel van Willem van Wijhe uit ca. 1488 (Utrechts Archief).

Willem van Wijhe had een “natuurlijke” zoon Jorden. De moeder van Jorden (Mathai of Meth) werkte op de Wijenburg en werd daar “bemind” door Willem van Wijhe. Zij was door haar vader aan Echteld “verhuurd” en kreeg meerdere kinderen van Willem van Wijhe. Jorden van Wijhe Willemszoon was priester in IJzendoorn volgens een verklaring van priester Derrick van de Gruijt in 1550. Priester van de Gruijt werd gehoord in verband met een conflict tussen Echteld en IJzendoorn over het recht om een molen te hebben. Vanouds (sinds 1350) had IJzendoorn van de hertog het recht gekregen op een windmolen en tegelijkertijd was toen bepaald dat Echteld geen molen mocht hebben en zijn koren in IJzendoorn moest laten malen. De windmolen in IJzendoorn werd rond 1490 in brand gestoken. Daarna ging Otto van Wijhe heer van Echteld een eigen rosmolen (paardenmolen) in Echteld in gebruik nemen en dat leidde tot een conflict met IJzendoorn. Uiteindelijk kwam de zaak in 1550 terecht bij het Hof van Arnhem.

Ida
trouwde in 1468 met Arnt van Essen tot Hulhuisen (bij Gendt). Bij dit huwelijk waren de getuigen: Johan van Essen, Hendrik van Puflik en Johan van Hees namens de man en Otto van Wijhe, Gijsbert van Isendoorn en Johan van Brakell namens de vrouw.

Hermana
was non in de St. Walburgiskerk in Arnhem, zij overleed in 1514. Het kapittel van St. Walburgis werd in 1315 verplaatst van Tiel (waar het kapittel problemen had met de bevolking) naar Arnhem en ze bouwden daarna in Arnhem de St. Walburgiskerk.

Agnes
was non in Neuss (Stift St. Quirinus). Neuss ligt aan de Rijn ten noorden van Keulen. Om toegelaten te worden tot het klooster moest Agnes haar 8 kwartieren van “goede, oprechte” adellijke afkomst overleggen.

De Quirinus kloosterkerk in Neuss

Rond de persoon Quirinus ontbreken historische bronnen en werden vele legenden opgetekend. Volgens de overlevering was Quirinus een Romeins tribuun die zich zou hebben bekeerd tot het christendom. Tijdens christenvervolgingen werd Quirinus onthoofd. Volgens een Keuls document werden de stoffelijke resten van Quirinus in 1050 door paus Leo IX aan zijn zuster Gepa geschonken. Gepa was toen abdis van het stift in Neuss.

De St. Quirinus abdij in Neuss werd waarschijnlijk gesticht in de 10e eeuw. De eerste kloosterkerk is er in het jaar 1000.

De botten van Quirinus worden nog steeds in een kostbare schrijn in Neuss bewaard.

De schrijn in Neuss waarin de botten van Quirinus worden bewaard

Het Domklooster werd gebouwd in de periode 1209 tot 1250. De kerk was hoog in rang met veel landbezit. Dit bracht veel inkomsten op waarmee veel werd gedaan voor blinden, doven en gehandicapten. De nonnen waren in meerderheid van adellijke afkomst.

In 1474-1475 werd Neuss langdurig belegerd door Karel de Stoute, hertog van Bourgondië. De verhongerde bewoners riepen de hulp in van de heilige Quirinus en de Bourgondiërs werden met hulp van St. Quirinus door een ontzettingsleger verslagen.     

Sinds dit “wonder” is Neuss een belangrijk bedevaartsoord. Meerdere putten en bronnen werden (ook in de Nederlanden) naar Quirinus vernoemd en hij werd aangeroepen voor de genezing van builenpest, pokken en jicht, been- en voetproblemen, verlamming, steenpuisten, huiduitslag, oorpijn en botschade. Ook werd hij beschouwd als een patroonheilige van paarden en runderen. Naast het bezoeken van de schrijn dronken de pelgrims het wonderdoende water uit de schedelschaal van de heilige Quirinus. Ruim 600 jaar lang bepaalden de nonnen van het stift in Neuss de gang van zaken, totdat Napoleon het klooster sloot.

Johanna

was non in het klooster van de Grote Sint-Martinuskerk in het centrum van Keulen. Johanna moest haar 8 kwartieren van “goede, oprechte” adellijke afkomst overleggen om toegelaten te worden tot dit klooster.

De Grote Sint-Martinuskerk in Keulen

Otto van Wijhe, de 7e heer van Echteld  van 1468 tot 1520.

Otto van Wijhe trouwde in 1490 (hij was toen ca. 45 jaar) met Geertruid Tengnagell. Zij was een dochter van Wolter Tengnagell en Raba van Lennep. De grootouders van Geertruid waren Sander Tengnagell en Elsabe van Echteld.
Otto van Wijhe overleed in 1520.

St. Joris doorboort de draak, een bijzondere muurschildering in de Echteldse kerk.

De bijzondere muurschildering van Sint Joris in de kerk in Echteld dateert waarschijnlijk van rond 1500. Dit is precies in de tijd dat Otto van Wijhe, de 7e heer van Echteld, een hevig conflict met hertog Karel van Gelre uitvocht. Leden van de  familie Van Wijhe hadden zich als onafhankelijken kunnen handhaven tegenover een steeds grotere invloed van de hertog op het regionale bestuur van het rivierengebied. De Neder-Betuwe had altijd te maken met water en daarvoor was regulatie nodig. Toezicht en beheer hiervan kwamen steeds meer in handen van de hertog. Heel lang heeft Otto van Wijhe zich hiertegen verzet.

De politieke spanningen van die tijd draaiden erop uit dat Otto van Wijhe in 1492 op last van de hertog gevangen werd genomen en in Wageningen werd gefolterd. De Wijenburg werd in brand gestoken en de gracht gedempt. In het dorp werden grote verwoestingen aangebracht door soldaten van Karel van Gelre. De soldaten waren gelegerd in de Echteldse kerk ! Otto moest zich vervolgens vrijkopen voor 500 goudguldens. Terug in Echteld maakt hij het voor zichzelf nog erger. Hij wist van geen opgeven. Hij stelde in 1493 de Wijenburg open voor de Habsburgse hertog (de vijand van Karel van Gelre). De woede van de hertog van Gelre was groot. In 1495 dwong hij Otto van Wijhe het kasteel als leen en open huis aan hem op te dragen. Dit is een traumatische ervaring in het bestaan van de Van Wijhe’s op de Wijenburg. Ze voelden zich in hun eer en bestaan aangetast.

Naar ons oordeel is het heel goed mogelijk dat de grote afbeelding van Sint Joris en de draak in de Echteldse kerk verband houdt met deze gebeurtenis op de Wijenburg. Wellicht is Otto van Wijhe de sponsor van deze muurschildering. De Gelderse hertog symboliseerde voor hem het kwaad. Met de afbeelding van Sint Joris in de door soldaten gebruikte kerk laat Otto van Wijhe zien dat hij met deze patroonheilige van edellieden en ridders sterker is dan het kwade.

Jacob van Riemsdijck en Albert van Lawick werden in 1495 aangesteld als hertogelijke leenmannen over de eerste belening van het huis te Echteld.

Zegel van Otto van Wijhe uit
1495 (Gelders Archief).

Otto van Wijhe en Geertruid Tengnagell hadden 3 kinderen: Jasper, Cornelia en Raphael.

Jasper
werd later de 8e heer van Echteld.

Cornelia
trouwde met Steesken van Broeckhuijsen van kasteel Brakel. Cornelia van Wijhe was weduwe in 1528. Hun dochter Josina van Broekhuijsen trouwde  omstreeks 1525 met Reinier van Aeswijn. Uit dit laatste huwelijk kwam (via dochter Agnes van Aeswijn die trouwde met Floris van den Bongard heer van Nijenrode en Breukelen) kleindochter Josina van den Bongard voort, die in 1581 met Joachim van Wijhe van Hernen trouwde. Reinier van Aeswijn (zoon van Josina van Broeckhuisen en Reinier van Aeswijn) werd burgemeester van Utrecht en was in 1579 een van de ondertekenaars van de Unie van Utrecht.

Het Van Wijhe van Echteld wapen in een gebrandschilderd raam in de kerk van Brakel

Raphael
trouwde met Gijsbert van de Poll te Dreumel (tegenover Tiel aan de andere kant van de Waal).
Jasper, Cornelia en Raphael van Wijhe stichtten in 1528 een gezongen mis in de kerk van Echteld ter nagedachtenis van hun vader Otto van Wijhe de 7e heer van Echteld.