De Middeleeuwse periode van 1350 tot 1399, dichter bij de hertog.

De Wijenburg met het koetshuis. De muren van het koetshuis laten nog Middeleeuwse elementen zien.
Johan van Wijhe de Jonge, de 3e heer van Echteld van 1350 tot 1371.
Johan van Wijhe de Jonge (zoon van Johan van Wijhe de Oude), de 3e heer van Echteld, trouwde Hille van Rindern. Hij overleed in 1371. Hille van Rindern was een dochter van Jordaen van Rindern. In 1349 werd Johan van Wijhe (als schoonzoon van Jordaen) heer van Rindern genoemd.

Zegel van Johan van Wijhe de Jonge uit 1359 (Gelders Archief).
Johan en zijn vrouw Hille waren er in 1371 verantwoordelijk voor dat de kerk in Echteld voor het eerst in de rekeningen van de Utrechtse Dom werd genoemd. Johan en Hille stichtten toen een vicarie ter ere van het heilig sacrament op het “Sint Cathryn-altaer”.
In de Middeleeuwen vervulde de kerk een centrale plaats in het leven van de burgers. Hemel en hel hielden de mensen zeer bezig. Het leven moest godvruchtig zijn om de kans op een verblijf in de hemel zo groot mogelijk te maken. De kerk bood de mogelijkheid om in het kerkgebouw een altaar te bouwen. De stichter van het altaar mocht dan voor dat altaar een priester of vicaris aanstellen (het z.g. collatierecht).
Voor het altaar van Sint Catharina in de Echteldse kerk werd door Johan van Wijhe en zijn vrouw Hille een priester aangesteld. De priester droeg missen op en bad regelmatig voor het zieleheil van de Van Wijhe’s op de Wijenburg. Voor dit “kerkelijke voorrecht” leverden Johan en Hille van Wijhe een vermogen en met de opbrengst van dit vermogen werd de priester betaald. Ook werd uit dit “Van Wijhe-vicarie-vermogen” een gedeelte van het onderhoud van de Domkerk in Utrecht betaald. Het collatierecht van het St. Catharina altaar in de Echteldse kerk kwam later in handen van hun kleinzoon Jorde van Wijhe die trouwde met Johanna van Groesbeek. Hun dochter Margriet van Wijhe, die non was in het klooster Ter Hunnepe bij Deventer, kreeg vervolgens het collatierecht van de Echteldse St. Catharina vicarie. Na haar overlijden ging het collatierecht over naar Otto van Wijhe de 5e heer van Echteld. Dit ging via bemoeienis van Elisabeth Walravensdochter van Wijhe die abdis was in het klooster Ter Hunnepe. Abdis Elisabeth van Wijhe wendde haar (grote) invloed aan om er voor te zorgen dat dit collatierecht in de familie Van Wijhe zou blijven. De St. Catharina vicarie in Echteld werd ook in de familie Van Groesbeek als zeer belangrijk gezien. De overgang van het collatierecht naar Otto van Wijhe en zijn nakomelingen werd vastgelegd in een overeenkomst tussen Johanna van Groesbeek en Otto van Wijhe.

Hierboven zien we de zogenaamde squint in de kerk in Echteld. Achter deze “kijkspleet” bevond zich het St. Catharina altaar. De priester van dit St. Catharina altaar kon door de squint kijken naar het hoofdaltaar in de kerk, waar de (hoofdaltaar-)priester tijdens de misviering de geconsacreerde hostie toonde. Deze squint is een zeldzaamheid in Nederland en is het enige in de kerk wat nog herinnert aan het St. Catharina altaar van de Van Wijhe’s van Echteld.
Johan van Wijhe de Jonge de 3e heer van Echteld was als ridder aanwezig bij de landvrede van 1359. Net als zijn vader was Johan nauw betrokken bij de felle strijd om de hertog-titel tussen Reinald en Eduard van Gelre (de twee zonen van hertog Reinald II). Grote delen van Gelre hadden zwaar te lijden onder oorlogshandelingen en verwoestingen. Er moest wat gebeuren om daar een einde aan te maken. Johan van Wijhe de Jonge was aanwezig bij de onderhandelingen tussen de verschillende Gelderse partijen en de graaf van Kleef, die uiteindelijk leidden tot de landvrede van 1359.
Ook zegelde Johan van Wijhe de Jonge in 1368 de huwelijksvoorwaarden tussen hertog Eduard van Gelre en Catharina van Beieren de toen 10-jarige (!) dochter van de Hollandse graaf Albrecht van Beieren. Catharina van Beieren werd om politieke redenen voor dit huwelijk “ingezet”. Een neef van Johan van Wijhe, ook Johan geheten (Johan Willemszoon, zie de 1e heer van Echteld), zegelde ook deze huwelijksvoorwaarden.
Johan van Wijhe de Jonge en Hille van Rindern hadden 5 kinderen: Otto, Sophia, Claes, Jorde en Herman.
Otto
werd later de 4e heer van Echteld.
Sophia
trouwde in 1378 met Gerrit van Rossum die raadgever van hertog Reinald III was. Uit dit huwelijk stamde (via Gosewijn, Jan en nogmaals Jan) de bekende Maarten van Rossum die in 1478 werd geboren. Onder leiding van deze Maarten van Rossum plunderden de Geldersen in 1528 Den Haag.
Claes
trouwde met Aleid van Haaften (volgens Anspach) maar in een akte uit 1423 wordt Margriet als weduwe van Claes genoemd. Claes had twee zonen: Johan en Steven. In 1422 regelde Jan van Wijhe, richter in de Betuwe, de verkoop van een stuk grond aan Steven van Wijhe Claeszoon. In 1421 trad Jan van Wijhe Claeszoon op als getuige bij een transactie van Dirk van Wijhe in Nederhemert.
Jorde
had een zoon Johan (geboren rond 1370) die trouwde met Sophia van Varick. Zij hadden drie kinderen: Jacob, Christina en Fredericus.
Herman
werd in 1392 genoemd als een der vrinden en borgen van hertog Willem van Gelre. Herman Johanszoon van Wijhe was in 1391 ambtman in de Neder-Betuwe.

Zegel van Herman van Wijhe, zoon van Johan van Wijhe de Jonge,
uit 1391 (Gelders Archief).
Herman van Wijhe, zoon van Johan van Wijhe de Jonge, had 4 kinderen:
Dirk
trouwde in 1420 (volgens Anspach) met zijn (achter-)nicht Aleid van Wijhe. Hij was rond 1400 volgens het archief van Nederhemert met Aleyt van Hemert getrouwd en hij had met haar een zoon Johan. Bij het bekrachtigen van de huwelijkse voorwaarden bij het huwelijk van Dirk van Wijhe en Aleijt van Hemert traden als borgen voor Dirk van Wijhe op: Jorden van Wije, Jan van Rossem en Otto van Haeften (alle drie ridder) en de knapen Otto van Wije, Claes van ? en Claes van Echtelt. Deze Aleyt van Hemert was een dochter van Jan van Hemert heer van Nederhemert en Lijsbeth (of Agnes) van Herlaer.
Dirk van Wijhe deed (na het overlijden van zijn schoonvader Jan van Hemert) in 1415 afstand van alle erfenissen verkregen via zijn vrouw Aleyt van Hemert ten gunste van Ghijsbert van Hemert heer van Nederhemert (broer van Aleyt van Hemert en opvolger van zijn vader).
Dirk van Wijhe werd door Anspach genoemd als de stamvader van de Van Wijhe’s van Hernen, maar dat hij de stamvader is, is niet zeker. Het is ook mogelijk dat Herman, de broer van Aleid van Wijhe, de stamvader is. Voor een uitgebreide beschrijving van de Van Wijhe’s van Hernen kijk op deze website op “De Van Wijhe’s van Hernen”.
Johan
wordt genoemd in een magescheid in 1420 tussen Otto van Wijhe (de 5e heer van Echteld) en Johanna van Groesbeek, de weduwe van Jorde van Wijhe Ottozoon.
Herman
stierf kinderloos in 1465.
Willem
stamvader van de Arnhemse tak van de Van Wijhe’s. Zij voerden als wapen een halve uitkomende leeuw. Deze tak werd in 1485 door de hertog van Kleef beleend met Ressenerbroek (bij Valburg) en deze Van Wijhe’s werden sindsdien Van Wijhe van Ressenerbroek genoemd. Voor een uitgebreide beschrijving van de Arnhemse van Wijhe’s kijk op deze website op “De Arnhemse van Wijhe’s (van Ressenerbroek)”.
Otto van Wijhe, de 4e heer van Echteld van 1371 tot 1399.
Otto van Wijhe, de 4e heer van Echteld, richtte in 1377 met zijn broers Jorde, Herman, Claes, zijn oom Walraven en vele andere edelen de landvrede op met Jan van Blois en Mechteld van Gelre. Walraven, Jorde en Herman van Wijhe waren er in 1379 ook bij toen er een definitief einde kwam aan de tweestrijd tussen de zussen Maria en Mechteld van Gelre om de troon van het Gelderse hertogdom. Voor Gelre betekende dit het einde van een tijd van veel onrust, strijd en rooftochten. De zoon van Maria van Gelre was Willem van Gulik; hij werd de nieuwe krachtige leider van Gelre. De periode van Otto van Wijhe, de 4e heer van Echteld valt voor een groot deel samen met deze bloeiperiode voor Gelre.
Otto van Wijhe trouwde met Ida van Rindern. Hij overleed in 1399. Ze hadden 5 kinderen: Jorde, Otto, Johan, Henrika, en Agnes.
Jorde
Als oudste zoon verkocht hij Echteld aan zijn broer Otto. Dat zal er ongetwijfeld mee te maken
hebben gehad, dat Jorde behoorde tot de kleine kring van vertrouwelingen van hertog Willem
van Gulik. Jorde was raadsheer van de hertog. Van Willem van Gulik is bekend dat hij Gelre met deze kleine groep mensen om zich heen bestuurde. Ook nam hij hen mee tijdens de vele buitenlandse reizen. In 1390 reisde Jorde met Willem van Gulik naar Engeland.
Jorde trouwde met Johanna van Groesbeek. Johanna was een dochter van Zeger van Groesbeek.
De goede contacten met de hertog van Gelre worden ook zichtbaar in 1395. In dat jaar kwam de vrouw van de hertog, Catharina van Beieren, vrouwe van Rosendael, naar Echteld om Zeger, zoon van Jorde en Johanna, naar het doopvont te brengen. Als meter van “Jordens kijnt” bracht ze een prachtig zilveren kruis mee dat voor die tijd een vorstelijke waarde had.
Catharina was de dochter van Albrecht graaf van Holland en hertog van Beieren. Haar hofhouding was een zogenaamd ambulant hof, wat inhield dat een groot deel van de hofhouding met haar meereisde. Tot deze hofhouding behoorden edelen (meestal dames), hofdames, kamerdames, geestelijken, een lijfarts, een apotheker, ruiters, keukendienaren, botteliers, butlers, kamerdienaren, stalknechten, bakkers, wasvrouwen, een dwerg en boden (totaal 69 personen volgens Kuys in “Bijdragen en Mededelingen 2017”). Bij het bezoek van Catharina van Beieren aan Echteld was zeker niet de hele hofhouding meegereisd, maar het zal ongetwijfeld een kleurrijk gezelschap in Echteld zijn geweest.
Jorde van Wijhe had 3 kinderen: Johan, Margriet en Zeger. Margriet was non in het vrouwenklooster Ter Hunnepe bij Deventer, zij overleed in 1423. Opvallend is dat in dezelfde tijd Elisabeth Walravensdochter van Wijhe abdis van Ter Hunnepe was.
Jorde van Wijhe was de enige Van Wijhe die voorkwam in de Codex Gelre, de parel van de
bloeiperiode van kunst ten tijde van Willem van Gulik. Dit wapenboek, gemaakt rond 1400,
bevat ca. 1700 getekende Europese heraldische wapens. Een weergave van alle ridders die de
Gelderse hertog op zijn Europese reizen ontmoette. In dit boek dat in het archief van Brussel
wordt bewaard, staat Jorde van Wijhe met zijn wapen: een halve uitkomende leeuw. Opvallend is
dus dat in die tijd ook Echteld als wapen een halve leeuw voerde!

Het wapen van Jorde van Wijhe in de Codex
In de Codex komt ook Zeger van Groesbeek voor. Hij was de vader van Johanna, de vrouw van Jorde van Wijhe. Ook de Van Groesbeken waren nauw verbonden met de hertogen. Interessant is dat Sophia van Groesbeek, een zuster van Johanna (de vrouw van Jorde), getrouwd was met Sweder van Rechteren. Sweder van Rechteren bestuurde namens de Utrechtse bisschop Frederik van Blankenheim de omgeving rond Coevorden en grote delen van Friesland en Drenthe. Sweder van Rechteren moet als bestuurder namens de bisschop ook samen zijn opgetrokken met Willem Walravenszoon van Wijhe die de rechterhand van de bisschop was.
Huis Groesbeek is na 1400 alleen maar uitgebreid. Later werd het een graafschap. Bij de slag om Heiligerlee vervulden de Van Groesbeken een hoofdrol. Ook werd een telg later bisschop van Luik.
Via het huwelijk met Johanna van Groesbeek kwamen de Van Wijhe’s van Echteld in het netwerk van de hertog van Gelre.
Jorde van Wijhe overleed vermoedelijk voor 1414.
Otto
kocht Echteld van zijn oudere broer Jorde en Otto werd daardoor de 5e heer van Echteld. Het lijkt erop dat Jorde het dienen van de hertog stelde boven het bezit van kasteel Echteld.
Johan
Ons onderzoek in de Keulse archieven laat zien dat de Van Wijhe’s van Echteld eind 14e eeuw invloedrijk aanwezig waren in Keulen. Walraven van Wijhe (een oom van Otto van Wijhe, de vader van deze Johan van Wijhe) speelde daar een grote rol in het netwerk rond Hermann van Goch die de wijnhandel in Keulen in handen had. Walraven van Wijhe onderhield ook nauwe contacten met de machtige Keulse bisschop Frederik van Saarwerden. De zonen van Walraven van Wijhe, Dirk en Alard, stonden ingeschreven bij de universiteiten van Heidelberg en Keulen. Willem van Wijhe, ook een zoon van Walraven van Wijhe, speelde in die tijd een belangrijke rol bij de oprichting van de Keulse universiteit
In de Keulse archieven vonden we eind van de 14e eeuw verschillende keren een Johan van Wijhe terug als bewoner van Keulen. In de genealogie van de Van Wijhe’s van Anspach komt deze Johan van Wijhe niet voor.
In de Keulse archieven kwamen we ook een document tegen waarin de broers Otto en Johann von Wye worden genoemd als broers van “Ritter Jordan von Wye”. Dit heeft ons doen besluiten om hier Johan van Wijhe op te nemen als zoon van Otto van Wijhe de 4e heer van Echteld. De Keulse universiteitsbibliotheek was, waar het om kostbare boeken ging, afhankelijk van gulle gevers. Johann von Wye werd door de bibliotheek genoemd als “Geschenkgeber”. Hij werd daarbij vermeld als een familielid van de zeer gewaardeerde Willem van Wijhe die een grote rol speelde bij de oprichting van de universiteit. Wij denken dat deze Johan van Wijhe de “Geschenkgeber” was.
Henrika
trouwde met Zeger van der Clocke.
Agnes
overleed ongehuwd in 1420.