De van Wijhe’s van Echteld: 2

De eerste 2 heren van Echteld van 1271 tot 1350.

De oostgevel van de Wijenburg met Middeleeuwse elementen.

Jordaen van Wijhe, de 1e heer van Echteld van 1271 tot 1300.

Jordaen van Wijhe trouwde volgens Anspach in 1271 met “vrouwe van Echteld”. Dit was de eerste keer dat een Van Wijhe in Echteld werd vermeld.
Jordaen van Wijhe overleed omstreeks 1300.
Hij had drie kinderen: Hendrik, Johan en Willem.

Hendrik
overleed (in 1298) voor zijn vader, waardoor zijn broer Johan de 2e heer van Echteld werd. Van Hendrik weten we dat hij een zoon (Johan) en 2 dochters had (Hermanna en Aleid). Dochter Hermanna was moniale (kloosterzuster) dat wil zeggen dat zij de gelofte van armoede, zuiverheid en gehoorzaamheid had afgelegd en binnen het klooster leefde. In 1375 was zij abdis van het klooster Ter Hunnepe bij Deventer. Hendriks dochter Aleid van Wijhe trouwde Bernt Palick van der Wilten.

Het huis De Wilt in Gendringen dat zijn naam ontleent aan de familie Van der Wilten. Een tekening uit 1743 door Hendrik Spilman, naar een origineel van Jan de Beijer Collectie  Gelders Archief

Aleid van Wijhe en Bernt Palick van der Wilten hadden een zoon Gerrit Palick van Sevenaer die ambtman in de Liemers werd en mogelijk als Gerrit Palick van der Wilten in 1362 het landgoed Byvanck in Beek (Montferland) in bezit had.

Na het overlijden in 1368 van Jan, de laatste graaf van Kleef, kreeg Mechteld van Gelre (zijn weduwe) als “weduwegift” de Liemers en mocht zij een nieuwe ambtman aanstellen. Dat werd in 1371 Gerrit Palick van Sevenaer. Een neef van zijn moeder Aleid van Wijhe, Walraven Johanszoon van Wijhe, bezegelde de brief waarbij Gerrit Palick van Sevenaer  in 1371 beloofde de voorwaarden te onderhouden met betrekking tot zijn aanstelling als ambtman. Gerrit Palick van Sevenaer bleef slechts 2 jaar ambtman. In die tijd was hij als ambtman ook slotbewaarder (borgman) van kasteel Sevenaer. Later in 1395 kreeg hij door de heren van Wisch het kasteel Sevenaer in bezit. Hij wist handig te opereren tussen Kleef en Gelre maar in 1402 moest hij kasteel Sevenaer verlaten nadat de Liemers door hertog Reinald IV van Gelre (opvolger van hertog Willem van Gulik) weer aan Kleef moest worden afgestaan. 

Hendriks zoon Johan van Wijhe was vermoedelijk getrouwd met Hille van Renoy. Opvallend is dat er rond 1325 een Johan van Wijhe deken was van de Lebuïnuskerk in Deventer. Op 11 juni 1336 stelt Albertus de Reno, klerk van de bisschop van Utrecht en notaris van de Duitse keizer, het testament op van Johannes de Wye deken van de Lebuïnuskerk van Deventer. Hij verklaart daarin aan de kerk van Deventer, ten behoeve van de kanunniken en vicarissen, zijn Veluwse goederen geschonken te hebben. Voor de oprichting en dotatie van een kapel in Deventer schenkt hij het huis Wymerinc in Herike (bij Markelo) en enkele tienden in Holten, Wesepe en Haarle. Ook wilde hij dat er 2 ponden werden uitgekeerd voor de bouw van de kerk in Olst. Mogelijk was deken Johan van Wijhe de zoon van Hendrik van Wijhe. Ook ontdekten we in dezelfde tijd een ridder Johan van Wijhe in de archieven als lid van het kapittel van Oud-Munster waar de Lebuïnuskerk in Deventer onder viel.

Johan
werd de 2e heer van Echteld.

Willem 

werd geboren rond 1275. In 1313 werd (volgens het boek ”Coulissen van de macht”, op internet te lezen) door Gosewinus de Gruthus in Arnhem een jaarrente gekocht voor de kinderen van Wilhelmus de Wije. Mogelijk gaat het hier om deze Willem.
Willem had in ieder geval een zoon die Johan (geb. ca. 1300) heette en die in 1368 als ridder de huwelijksvoorwaarden tussen hertog Eduard (een zoon van hertog Reinald II van Gelre) en Catharina van Beieren zegelde. Ook vestigde deze Johan Willemszoon van Wijhe in 1368 een erfpacht op de Renakker bij Greffelingen (Alphen langs de Maas).

Zegel van Johan Willemszoon van Wijhe uit 1368 (Gelders Archief).

Johan Willemszoon van Wijhe had een zoon, Johan Johanszoon van Wijhe (geb. ca. 1330), die met Agnes van Benthem trouwde. Zij was eerder met Jan van Arkel getrouwd geweest. In 1400-1404 blijkt Agnes van Benthem, volgens verschillende aktes, weduwe van Johan van Wijhe te zijn en erft zij van hem goederen in Alphen tussen Maas en Waal.

Agnes van Benthem hertrouwde na het overlijden van Johan van Wijhe in 1401 met Johan van Reydt. Johan Johanszoon van Wijhe en Agnes van Benthem hadden een zoon Johan Johanszoon van Wijhe (geb.ca. 1360). Agnes en haar zoon Johan Johanszoon van Wijhe worden in 1402 en 1407 meermalen genoemd i.v.m. de tienden van Zandwijk. Vermoedelijk was het deze Johan Jansz. van Wijhe die (na het overlijden van Jan van Hemert heer van Nederhemert) in 1416 afstand deed van alle erfenissen verkregen via zijn vrouw Agnes van Hemert (dochter van Jan van Hemert) ten gunste van Ghijsbert van Hemert (broer van Agnes en opvolger van zijn vader). Dirk Hermansz van Wijhe (zie 3e heer) zegelde de acte van afstand ook.
De laatstgenoemde Johan van Wijhe had vijf kinderen die vermeld staan in een magescheid (boedelscheiding bij het overlijden van één der ouders) uit 1437 (Johan kanunnik en priester te Elst, Otto, Dirk, Johanna en Wilhelmina). Deze kinderen overleden ongehuwd, op Johanna na.

Johan van Wijhe de Oude, de 2e heer van Echteld van 1300 tot 1350.

Johan van Wijhe, de 2e heer van Echteld, trouwde met Elisabeth van Rindern. Opmerkelijk is dat zowel zijn zoon Johan van Wijhe (de Jonge) als zijn kleinzoon Otto van Wijhe een Van Rindern trouwden. De Van Wijhe’s hadden generaties lang een nauwe band met het land van Kleef.
In de regesten van “de Duffelt” wordt Johan van Wijhe de 2e heer van Echteld in 1346 “Johan van Wijhe de Oude” genoemd. Hij overleed in 1350.

Zegel van Johan van Wijhe de Oude uit 1349 (Gelders Archief).

Johan van Wijhe de Oude staat als getuige vermeld in het manifest waarin graaf Reinald II van Gelre in 1331 zijn vrouw Eleanora het vruchtgebruik van een Veluwse jaarrente verzekert.

In het Gelders Archief vonden we een uniek document uit 1350 waarin hertog Reinoud III van Gelre een schadeloosstelling van 1.490 pond belooft aan graaf Johan van Kleef.

Bron: Gelders Archief; de transcriptie is van Joke Honders :
Reinoud Graaf van Gelre etc. belooft aan zijn boele de graaf Johan van Cleve een schadeloosstelling die hem comen mag van heer Johanne van Wije den Oude en Walraven zijn zoon alse van viertienhondert ende negentig ponden dat wij hem af schadeloos sulen ende wael quiten, sonder argelist enzovoorts.

Hertog Reinoud vrijwaarde hiermee zijn zwager Johan van Kleef voor schade veroorzaakt door de Van Wijhe’s in Kleef. Kennelijk had Johan van Kleef last en schade door de activiteiten van de Van Wijhe’s in Kleef.

Hertog Reinoud van Gelre deed deze schadeloosstelling omdat zijn zwager Johan van Kleef en Johan van Wijhe de Oude samen optrokken in de strijd van hertog Reinoud van Gelre met zijn broer Eduard van Gelre. Johan van Wijhe de Oude was rentmeester en raad van hertog Reinoud van Gelre.

Van Johan van Wijhe de Oude weten we dat hij in ieder geval 2 zonen had, namelijk Johan en Walraven. Zij worden beiden genoemd in de regesten van “de Duffelt” 1346-1348 in verband met onroerend goed transacties van de Van Wijhe’s van Echteld in de buurt van het Duitse Kleve. 

Johan
werd Johan van Wijhe de Jonge genoemd (geboren ca. 1300?) en hij was de 3e heer van Echteld.

Walraven
werd geboren rond 1330. Hij trouwde met Aleyd volgens het archief van de Commanderij van St-Jan te Arnhem.                                          

In 1346 kocht Walraven van Wijhe (hij was toen nog onmondig!) in Niel (tussen Nijmegen en Kleef) een vrij erf en enkele leenroerige landerijen. In 1348 werd uit dit vrije bezit weer 50 morgen land verkocht aan het kapittel van Xanten. Bij deze transacties waren Walravens vader, Johan van Wijhe de Oude, Walravens broer, Johan van Wijhe de Jonge, en zijn neef Johan Willemszoon van Wijhe betrokken. De meeste aktes zijn door een of meerdere van deze familieleden gezegeld.

De opbrengst van de verkoop van 50 morgen land aan het kapittel van Xanten (voor een bedrag van 1.125 pond) kwam ten goede aan graaf Johan van Kleef. Onduidelijk is wat de reden is voor de betaling van dit grote bedrag aan graaf Johan van Kleef.

Het was de tijd van de broederstrijd om de macht in Gelre tussen Reinoud en Eduard van Gelre (van 1350 tot 1361). Hun zus Mechteld was getrouwd met Johan van Kleef. Zowel Johan van Kleef als Mechteld van Gelre steunden Reinoud van Gelre  in de Gelderse broederstrijd.

Walraven van Wijhe had een speciale relatie met Mechteld van Gelre omdat ze beiden een Kleefse achtergrond hadden. In 1368 overleed haar man Johan van Kleef. Mechteld kreeg als weduwegift de Liemers. Zij mocht vervolgens daar een ambtman aanstellen. Namens Mechteld van Gelre bezegelde Walraven van Wijhe de aanstellingsbrief van Gerrit Palick van Sevenaer in 1371 als ambtman van de Liemers. Deze Gerrit was een zoon van Walravens nicht Aleid van Wijhe (Hendriksdochter) en bewoonde van 1371 tot 1373 en van 1395 tot 1402 kasteel Sevenaer. 

In 1371 overleed zowel Eduard als Reinoud van Gelre. Hun zus Mechteld van Gelre woonde in Huissen en eiste de Over-Betuwe voor zich op. Mechteld vond dat ze hier recht op had op basis van eerder gemaakte afspraken tussen Johan van Kleef en Reinoud van Gelre. De speciale relatie tussen Mechteld van Gelre en Walraven van Wijhe werd ook zichtbaar toen zij Walraven van Wijhe in 1373 tot ambtman benoemde. Walraven was een van de belangrijkste heren in de Over-Betuwe. Samen met o.a. de Van Lent’s en de Van Homoet’s behoorde hij tot de machtige groep van grootgrondbezitters, die de dienst uitmaakten.

Dit werd heel duidelijk toen Walraven tussen september 1372 en september 1376 een boze brief stuurde aan Mechteld van Gelre (Gelders Archief 0001.2.07.3.4.564 /17). Walraven van Wijhe was woedend dat de heren Van Ulft en Van Rees rooftochten ondernamen naar zijn landgoederen in Elst.

De boze brief die Walraven aan Mechteld van Gelre stuurde, is een voorbeeld van de machtspositie die hij ten opzichte van haar innam. Walraven had zich inmiddels aangesloten bij de Bronckhorsten. Drie maanden voordat Walraven de boze brief aan Mechteld van Gelre schreef hadden de Bronckhorsten tot ontzetting van de Van Heeckeren’s de macht gegrepen in Arnhem. Zij installeerden allemaal eigen familieleden en vrienden in het gemeentebestuur van Arnhem. Ook de relaties van Walraven van Wijhe waren ruimschoots vertegenwoordigd in het nieuwe bestuur. In Arnhem waren ze bekend onder de naam de Gruythuis-clan.

Het voorgaande laat zien hoezeer de positie van Mechteld van Gelre in de Over-Betuwe was verzwakt. Toen Walraven met strooptochten op zijn landgoederen in Elst en omgeving te maken had, riep hij Mechteld van Gelre ter verantwoording. Als zij niets aan de strooptochten zou doen, of kon doen, zou Walraven zelf maatregelen nemen. Hij zou dan zijn vrienden uit Arnhem erbij halen om aan deze plunderingen een einde te maken.

Ook maakte Walraven van Wijhe deel uit van een machtige groep kooplieden rond Hermann van Goch in Keulen. Walraven van Wijhe verkeerde daar in het gezelschap van aartsbisschop Frederik van Saarwerden en de latere hertog Willem van Gulik. De groep kooplieden rond Hermann van Goch had de handel in Keulen in handen en wel vooral de wijnhandel.

Walraven van Wijhe was verder betrokken bij het klooster Mariendaal bij Arnhem (waar in 1384 Mechteld van Gelre werd begraven), het vrouwenklooster Ter Hunnepe (waar later zijn dochter Elisabeth abdis zou worden) en bij het kapittel van Xanten in Kleef. Walraven stichtte samen met zijn neef Herman Johanszoon van Wijhe in 1376 een altaar in de  St. Maartenskerk te Tiel.         

        Zegel van Walraven van Wijhe uit 1371 (Gelders Archief).

De boeiende geschiedenis van de 7 kinderen van Walraven.

– Hendrik
(geboren ca. 1355) bezocht in 1428 hertog Arnold van Gelre in kasteel Rosendael. Hendrik van Wijhe werd in 1428 genoemd als eigenaar van het (land-)goed De Sonnenberg in Oosterbeek.
Hendrik had een zoon Johan (geboren ca. 1380) die in 1402 met Hille van Lienden was getrouwd. Ze hadden twee zonen, Frederik en Herman, en twee dochters. Dochter Lutte of Lutgart van Wijhe was getrouwd met Hendrik Loef Gijsbertszn. Dochter Catharina van Wijhe trouwde met Jan van Heteren. De oudste grafsteen in de kerk van Rijswijk (Gld.) is van dit echtpaar Van Heteren-Van Wijhe. Op de grafsteen staat dat Catharina van Wijhe in 1512 is overleden en haar man in 1524.

De grafsteen van Jan van Heteren en Catharina van Wijhe in de kerk in Rijswijk (Gld.)

In 1453 hebben 7 Van Wijhe’s samen een Geestelijk Gilde opgericht dat Onze Lieve Vrouwe tot zijn schutspatrones koos. Ook stichtten zij een altaar met een vicarie ter harer eere in de kerk te Ooij (bij Echteld).
Samen met kanunnik Willem van Wijhe (een oom) waren Johan en zijn zonen Frederik en Herman medeoprichters van dit Geestelijk Van Wijhe Gilde.
Frederik en Herman van Wijhe hebben in 1474 een belangrijke vicarie in de kerk van Rijswijk gesticht (volgens het kerkelijk archief van Rijswijk). Deze vicarie van St. Sebastianus, St. Catharina en St. Margaretha werd door Frederik en Herman van Wijhe gesticht op St. Victorsdag (10 oktober) voor de zaligheid van wijlen Hendrik Loef en zijn vrouw Lutgart van Wijhe (zus van Frederik en Herman). De goederen die aan de vicarie gegeven werden waren afkomstig uit de erfenis van Hendrik Loef.

Het collatierecht vererfde uiteindelijk via Catharina van Wijhe (zus van Frederik en Herman) naar Bartholomeus van Heteren die over dit recht een conflict kreeg met de familie Van Rossum. Dit conflict leidde zelfs uiteindelijk in 1562 tot een rechtszaak voor het Hof van Gelre! Ook hebben Frederik en Herman van Wijhe in 1474 een paepelieke prebende voor de rust van Johan Hendrikszoon en zijn vrouw Hille van Lienden saliger en voor Johans vader Hendrik gesticht. Frederik van Wijhe erfde de Oosterbeekse goederen van zijn moeder.

– Alard
behoorde tot de ridders die in 1418 een verdrag sloten met de Gelderse steden. Hij ging samen met zijn broer Hendrik in 1428 op bezoek bij hertog Arnold van Gelre. In 1431 ontving Alard van hertog Arnold tienden te Wapsen en Brummen (bij Zutphen). Mogelijk studeerde Alard (Alardus) samen met zijn broer Willem in Heidelberg.

Van Alard is verder nog bekend dat hij in 1436 het huis Appelenburg uit Ochten opdroeg aan Reinoud ll van Brederode, heer van Vianen. Alard van Wijhe trouwde (rond 1425?) met Jutta van Wely. Na de dood van Alard van Wijhe trouwde zij met Gerrit van Beynhem. Jutta van Wely erfde het Huis de Appelenburg van haar vader Johan van Wely die in 1425 overleed. Huis de Appelenburg bleef vele generaties in bezit van de familie Van Beynhem.

Huis Appelenburg bij Ochten in 1728 getekend door Cornelis Pronk

– Johan
trouwde rond 1390 met Elisabeth van Meekeren die kasteel Hernen in de familie bracht. Elisabeth was een dochter van Herman van Meekeren. Johan van Wijhe en Elisabeth van Meekeren hadden een dochter Aleid, die (volgens Anspach) rond 1420 met Dirk van Wijhe Hermanszoon (een achterneef) trouwde (zie 3e heer van Echteld). Johan Walravenszoon had een zoon die Herman heette. Deze Herman was de stamvader van de Van Wijhe’s van Hernen.

Kasteel Hernen

Johan was in 1418 ambtman van Neder-Betuwe en wordt daar specifiek heer van Hernen genoemd. Zijn rekeningen lopen door tot 1425. Daarna wordt zijn zoon Herman van Wijhe in 1431 en 1432 zowel heer van Hernen als erve zijns vaders Johan genoemd. Johan Walravenszoon wordt in 1413 genoemd als eerste leenman van de hof Wolfheze. Mogelijk studeerde Johan samen met zijn broer Willem in Heidelberg. In 1423 speelde Johan van Wijhe een rol bij de inhuldiging in Tiel van de 13-jarige Arnold van Egmond als hertog van Gelre. Na de dood van hertog Reinald IV van Gelre werd de aanstelling van Arnold van Egmond als nieuwe hertog er snel doorheen gedrukt. Johan van Wijhe werd uitgenodigd om met “ridderen en knechten” naar Tiel in het Tolhuis te komen om daar de nieuwe hertog mee in te huldigen. Hertog Arnold werd daar onthaald met klokgelui en muziek van stadstrompetters.

– Maria
trouwde met Gosewijn van Varick. Volgens de “Tielse Kroniek” nam Gosewijn van Varick in het jaar 1372 de stad Tiel in voor Mechteld van Gelre en de Van Heeckeren’s. Walraven van Wijhe, Maria’s vader, had in die tijd een gespannen relatie met hertogin Mechteld van Gelre gelet op zijn boze brief (Gelders Archief 0001.2.07.3.4.564/17) aan de hertogin.

In 1374 was Gosewijn van Varick hoofdman namens de Bisschop van Utrecht op ’t Huis te Gildenburg. Herman van Meekeren, de vader van Maria’s schoonzus Elisabeth, was via Maria’s vader Walraven van Wijhe, beleend met een deel van de heerlijkheid Varick. De heerlijkheid Varick omvatte ook kasteel Varick het stamslot van de familie Van Varick.

Kasteel Varick

Elisabeth van Varick, dochter van Maria van Wijhe en Gosewijn van Varick, was de derde vrouw van Florens van der Dussen, heer van Dussen, heer van Aartswaarde, schout van Dordrecht en slotvoogd van Loevestein. Florens van der Dussen (geboren rond 1380) was in 1396 samen met zijn vader in de oorlog tegen de Oost-Friezen. In 1425 werd Florens door Hertog Philips van Bourgogne beloond met jaarlijks 190 Fransche Kronen. Florens van der Dussen overleed in 1456 en liet zijn vrouw Elisabeth van Varick een aanzienlijk bezit na.

Kasteel Dussen

– Dirk
speelde een rol in verschillende belangrijke militaire gebeurtenissen.

In 1397 deed hij mee aan de slag van Kleverham. Graaf Adolf van Kleef versloeg hertog Willem van den Berg en vele bondgenoten. Deze overwinning luidde een periode van bloei en voorspoed in voor het Kleefse land. Onder de vele gevangenen van deze slag bevonden zich Reinald van Gulik (de latere hertog van Gelre) en ook Dirk van Wijhe. De hoge losgelden, waarmee deze gevangenen werden vrijgekocht, brachten hertog Adolf van Kleef rijkdom en verschaften hem aanzien in het gebied van Maas en Rijn. Hertog Reinald van Gulik en Gelre daarentegen werd vanaf 1402 vanwege deze nederlaag opgescheept met een enorme schuldenlast. Dit trauma had een groot effect op zijn regeerperiode in Gelre. Jarenlang liet Kleverham hier zijn sporen na.

Later verdedigde Dirk van Wijhe voor hertog Arnold van Gelre de poorten van Wageningen. Hertog Arnold was de opvolger van hertog Reinald lV van Gelre (zie 5e heer van Echteld). Deze verdediging van Wageningen leverde Dirk van Wijhe wederom gevangenschap en verlies op. Voor deze schade bekende hertog Arnold hem 1400 oude schilden schuldig te zijn. Hiervoor verpandde de hertog hem de tienden van Glinde en Zorchdam onder Barneveld. In 1455 bevestigde hertog Arnold deze pandverschrijving ten behoeve van Dirks zoon Willem.

Hertog Arnold van Gelre

Ook in het Utrechts schisma speelde Dirk zijn rol. De bisschopszetel van Zweder van Culemborg werd betwist door Rudolf van Diepholt. Als aanhanger van Van Culemborg werd Dirk in 1426 in Amersfoort gevangen genomen. In het genoemde schisma diende Dirk dezelfde belangen als zijn broer Willem.
Dirk was net als zijn broer Willem (zie hieronder) medeoprichter van het Geestelijk Van Wijhe Gilde in de kerk te Ooi (bij Echteld).

Dirk van Wijhe had voorzover bekend twee zonen namelijk Walraven en Willem.

Walraven Dirkszoon van Wijhe was rentmeester van de heer van Culemborg.

Dirks zoon, Willem van Wijhe, was een aanzienlijke militair en hij speelde als kapitein een belangrijke rol in 1457 in de belegering door David van Bourgondië van Amersfoort. Willem van Wijhe was in 1464 één van de zeven ridders die borg stonden voor Johan van Rossum de ambtman van Tiel en Neder Betuwe (die waarschijnlijk getrouwd was met Margriet van Wijhe, een dochter van Otto de 5e heer van Echteld). Willem van Wijhe was solidair met hertog Arnold van Gelre. In 1472 erkende hertog Karel van Bourgondië (Karel de Stoute) enkele schuldvorderingen van Willem van Wijhe.

Volgens de Allied Ancestry of the Van Culemborg Family (1915) van de hand van E.J. Sellers had Willem van Wijhe een dochter Berta of Barta van Wijhe die met Melchior van Culemborg trouwde. Melchior van Culemborg was in 1492 richter in Culemborg. Melchior was een “natuurlijke” zoon van Gerard van Culemborg, de 12e heer van Culemborg. Deze Gerard van Culemborg was zeer betrokken bij de strijd tussen hertog Arnold van Gelre en zijn zoon Adolf. Gerards dochter Aleid van Culemborg was getrouwd met Frederik van Egmond heer van IJsselstein en neef van hertog Arnold van Gelre.

Hertog Arnold van Gelre werd in 1465 door zijn zoon Adolf in het stadje Buren gevangen gezet en Adolf nam ook  neef Frederik van Egmond gevangen. In 1466 viel Adolf van Gelre IJsselstein aan, waar Frederik van Egmond heer van was, en verwoestte en plunderde alles inclusief de kerk. Gerard van Culemborg, de 12e  heer van Culemborg, was zeer verbonden met de hertog van Bourgondië. In 1469 trouwde zijn zoon Jasper van Culemborg in Brussel met Johanna van Bourgondië. Deze verbintenis paste in de huwelijkspolitiek van Philips de Goede om zijn invloed in Utrecht en Gelre te vergroten. Johanna was de dochter van Anton van Bourgondië, de lievelings-(bastaard)zoon van Philips de Goede.
Het zal duidelijk zijn dat de familie Van Culemborg in die tijd zeer vijandig stond tegenover Adolf van Gelre en helemaal solidair was met de oude hertog Arnold van Gelre. Zoals uit verschillende archiefstukken blijkt stond de familie Van Wijhe nadrukkelijk ook aan de zijde van hertog Arnold en Bourgondië. In het conflict tussen hertog Arnold van Gelre en zijn zoon Adolf stonden de Van Wijhe’s zij aan zij met de familie Van Culemborg.

We komen Willem van Wijhe Dirkszoon ook tegen in het archief van de Heren en Graven van Culemborg (Gelders Archief). In 1466 rekende jonker Jasper (Gerardszoon) van Culemborg af met Willem van Wijhe, commandant op het Huis Ter Leede, wegens uitgaven voor de bezetting en inkomsten van dingtaal en schatting in de Betuwe.

Het huis Ter Leede bij Kesteren

Willem van Wijhe Dirkszoon verklaarde in 1477 volgens een document in het Gelders Archief huis Ampsen dat zijn overleden vader (Dirk van Wijhe) via huwelijkse voorwaarden aan zijn zuster Jorden die getrouwd was met Johan van Dolre inkomsten uit tienden te Barneveld naliet. Johan van Dolre was al eerder overleden.

Het echtpaar Jorden van Wijhe en Johan van Dolre had een zoon Gerrit en een dochter Jutte. Zoon Gerrit van Dolre trouwde met Joriaen van Wese. Dochter Jutte van Dolre trouwde met Coenraad Schimmelpenninck (1475-1498) schepen te Zutphen.

In het Gelders Archief huis Ampsen vonden we ook een aantal documenten waaruit bleek dat Willem Dirkszoon van Wijhe een boeiend nageslacht had.

Volgens deze documenten had Willem Dirkszoon 2 zonen namelijk Herman en Dirk.

Herman Willemszoon van Wijhe had een dochter Katrina die met Willem van Hoemen was getrouwd.

Dirk Willemszoon van Wijhe was getrouwd met Luitgert die na de dood van Dirk van Wijhe met Sijbert van Hoeckelum trouwde.

Het echtpaar Dirk en Luitgert van Wijhe hadden 4 kinderen namelijk Herman, Geertruid, Alijt en Antonia. Herman trouwde met Helena van Riemsdijck. Geertruid was getrouwd met Joachim van Hoemen. Alijt trouwde met Everwijn Roeshoern, Antonia trouwde met Lodewijk van Brakell.

Herman van Wijhe en Helena van Riemsdijck hadden een zoon Johan van Wijhe die getrouwd was met Anna de Cock van Opijnen (vader: Johan de Cock van Opijnen tot Tiel). Johan van Wijhe Hermanszoon erfde in 1554 na het overlijden van zijn vader de hofstad te Avezaat maar Joachim van Hoemen werd tot 1564 met deze hofstad beleend omdat Johan van Wijhe in 1554 nog minderjarig was. Johan van Wijhe overleed in 1574 kinderloos. Het overlijden van Johan werd door Otto van Wijhe (de 9e heer van Echteld) gemeld in zijn dagboek uit 1574. Herman van Wijhe trad in 1545 op namens zijn zuster Antonia in verband met bezittingen gerelateerd aan het huis Abcoude.

Herman van Wijhe had een zus, Geertruid van Wijhe, die met Joachim van Hoemen drost van Ter Leede trouwde. Hun dochter Anna van Hoemen trouwde (ca. 1567) met Carel van Middachten. Anna van Hoemen stierf in het kraambed. Carel was een zoon van Anthonis van Middachten en Anna van Arnhem.

In 1508 was Herman van Wijhe “de Jonge” van de Arnhemse Van Wijhe’s als vriend van de bruidegom aanwezig bij het vaststellen van de huwelijkse voorwaarden voor het huwelijk van de ouders van Carel van Middachten. In 1484 was Herman van Wijhe (“de Oude” of “de Jonge”) van de Arnhemse Van Wijhe’s getuige bij het huwelijk van de ouders van Anna van Arnhem.

De vader van Joachim van Hoemen heette Wilhelm van Hoemen. In de kerk van Opheusden ligt de grafsteen van Wilhelm van Hoemen en zijn vrouw Gertrude Freys van Dolre. Dit echtpaar was de opdrachtgever voor het schip en het transept van de Johannes de Doper kerk van Opheusden. Hun kinderen Joachim en Jan legden in 1524 de eerste steen zoals nog te zien is in een latei boven de ingang van de kerk. Wilhelm van Hoemen werd in 1520 (met tegenzin volgens het Gelders Archief) aangesteld als keukenmeester van Hertog Karel van Gelre. Van Willem van Hoemen zijn keukenboeken bewaard gebleven in het Gelders Archief.

Antonia was ook een zus van Herman van Wijhe. Zij trouwde met Lodewijk van Brakell. Zij bezaten huis Den Brakel te Rijswijk (Gelderland). Hun zoon Dirk (geb.1536 in Tiel) trouwde in 1567 met Anna Vijgh de dochter van Anna van Gelre (bastaard kind van hertog Karel van Gelre en Maria van Zuydersteyn). Het leven van deze Anna van Gelre is beschreven in het boek “Anna van Gelre” van G.C. Hoogewerff. De stamboom van de familie Vijgh is te zien in het museum van Tiel. Willem van Poelwijk trad in 1570 op namens Antonia.

– Elisabeth
was abdis van het klooster Ter Hunnepe bij Deventer. In 1406 werd zij, samen met enkele andere geestelijken, als procurator aangesteld van Ter Hunnepe en in 1414 was ze kennelijk abdis want toen kreeg ze als abdis toestemming van de Utrechtse bisschop Frederik van Blankenheim om de woning voor het klooster af te breken. Opmerkelijk is dat in 1375 Elisabeths achternicht, Hermanna van Wijhe, ook abdis van Ter Hunnepe was.

In 1266 werd het Cisterciënser vrouwenklooster O.L.V. ter Horst in Ter Hunnepe bij Deventer gesticht. Het klooster werd ook wel Mariënhorst genoemd. Ter Hunnepe was een vrouwenklooster gesticht aan de zuidoostrand van de stad Deventer. Het stond onder gezag van het klooster ‘Altencamp’ bij Keulen. De bewoonsters van Ter Hunnepe waren dochters van de Overijsselse en Gelderse adel. In 1280 waren er ca. 30 nonnen in het klooster die de kloostergeloften hadden afgelegd. Het klooster bezat ooit ca. 50 boerderijen, 2 watermolens en een windmolen.

Elisabeth was in Ter Hunnepe, net als de andere nonnen, moniale, dat wil zeggen dat zij de gelofte van armoede, zuiverheid en gehoorzaamheid had afgelegd en binnen het klooster leefde. De kloosterdiscipline liet evenwel regelmatig te wensen over. Ook was er veel kritiek op het klooster vanwege de rijkdom van sommige nonnen.

Met name Geert Groote had met zijn Moderne Devotie felle kritiek op de rijke adellijke nonnen die het niet zo nauw namen met de kloosterregels. Geert Groote kwam uit Deventer en was goed op de hoogte van de gang van zaken in Ter Hunnepe. Al sinds 1382 probeerde hij het kloosterleven te hervormen in de lijn van zijn Moderne Devotie. Steeds was er veel verzet van de nonnen van Ter Hunnepe en hun verwanten tegen een strenger kloosterregime. Ook in de tijd dat Elisabeth van Wijhe abdis was, namelijk van 1414 tot 1429, was dit zo. De Kamper abt Johan van Goch moest tijdens het Generaal Kapittel van 1425 (Geert Groote leefde toen niet meer) toegeven dat vanwege deze tegenstand het niet lukte om de regels in het klooster in de lijn van de Moderne Devotie aangescherpt te krijgen. 

In 1578 werd het klooster door de soldaten van Rennenberg bij het beleg van Deventer in brand gestoken.

Het poortgebouw van het vervallen klooster Ter Hunnepe in 1913 geschilderd door H.G. Bokhorst. Korte tijd later is ook dit laatste restant van het klooster gesloopt.

– Willem
studeerde in 1387 aan de pas opgerichte Universiteit van Heidelberg. Willem van Wijhe was een begaafde student die voor oprichter en eerste rector Marsilius van Inghen belangrijk schrijfwerk deed.

De Universiteit van Heidelberg is de oudste universiteit van Duitsland. Ze werd opgericht in 1386 onder leiding van Marsilius van Inghen (afkomstig uit de omgeving van Nijmegen). Marsilius van Inghen was eerder rector van de Universiteit van Parijs. Hij doceerde veel over Aristoteles. Willem van Wijhe heeft in opdracht van Marsilius van Inghen vooral werken van Aristoteles op schrift gezet.
In Heidelberg studeerden nog enkele andere Van Wijhe’s. Genoemd worden Johannes, Theodoricus en Alardus van Wijhe (mogelijk broers van Willem van Wijhe).

Ook speelde Willem van Wijhe een belangrijke rol bij de opbouw van de Universiteit van Keulen. De Universiteit van Keulen werd opgericht in 1388. Zij is ook een van de oudste universiteiten van Europa. De bouw van de Dom in Keulen was in 1388 al zo ver gevorderd dat er op 7 januari een mis kon worden gehouden ter gelegenheid van de opening van de eerste Keulse universiteit.

De Dom in Keulen

Willem van Wijhe was in 1390 de pedel / secretaris (hij was toen nog maar ca. 20 jaar) en in 1392 de eerste notaris van de Keulse universiteit. De Keulse autoriteiten wilden de nieuwe universiteit zoveel mogelijk net zo inrichten als de Sorbonne in Parijs. Willem van Wijhe had in Heidelberg al kennis gemaakt met de opzet van de Parijse universiteit door zijn leermeester Marsilius van Inghen.

Willem van Wijhe werd in Keulen door de  autoriteiten naar Parijs gestuurd om een  voorbeeld van de universiteitsstatuten van de Sorbonne op te halen. De Keulse universiteit kreeg op basis van deze Parijse universiteitsstatuten zijn eerste statuten opgesteld door notaris Willem van Wijhe van de Wijenburg.

In 1398 maakte Willem van Wijhe in Keulen een oorkonde met een overzicht van de statuten van de theologische faculteit. Deze oorkonde met het prachtige handschrift van Willem van Wijhe wordt nog steeds zorgvuldig bewaard in het Staatsarchief in Düsseldorf. 

Van 1400 tot 1423 was Willem van Wijhe in Utrecht secretaris van bisschop Frederik van Blankenheim.

Rond 1400 was er in Noordoost-Nederland een wildgroei aan kastelen en vestingwerken. Archeologe Dr. Diana Spiekhout promoveerde in 2020 aan de Rijksuniversiteit Groningen op haar onderzoek naar resten van Middeleeuwse kastelen en vestingwerken in Noordoost Nederland. Ze ontdekte 134 locaties met nog resten van Middeleeuwse bouwwerken. De Utrechtse bisschop had van oudsher het gebied in bezit, maar de adel kreeg met de vele kastelen en vestingwerken steeds meer macht. De Utrechtse bisschop was niet alleen kerkvorst maar hij had ook de wereldlijke rechten en hij had een eigen leger. Aan het eind van de 14e eeuw waren zwakke bisschoppen niet in staat om de orde in Noordoost-Nederland te handhaven en hadden de lokale edelen vrij spel.

De handelssteden Deventer, Kampen en Zwolle hadden rond 1400 dringend behoefte aan minder chaos en meer stabiliteit. Bisschop Frederik van Blankenheim van Utrecht ging met steun van deze steden het bisschoppelijk gezag herstellen en hij zorgde voor de gewenste orde in Noordoost-Nederland.

Bisschop Frederik van Blankenheim leverde een enorme prestatie”, stelt archeologe Dr. Diana Spiekhout in een artikel in TROUW naar aanleiding van haar promotie. “Frederik bestuurde een groot deel van Nederland en zijn invloed was groot. Wat dat betreft verdient hij een prominentere plaats in de geschiedenis”.

Het zegel van bisschop Frederik van Blankenheim

Het “merk” van Willem van Wijhe als secretaris/notaris van de bisschop (Utrechts Archief)

Willem van Wijhe vergezelde bisschop Frederik van Blankenheim op zijn reizen naar Noordoost-Nederland (het Oversticht). Het weer terugkrijgen van het gezag over Coevorden was een speerpunt voor bisschop Frederik van Blankenheim. Het lukte hem om Christiaan IV heer van Coevorden in 1402 de macht over Coevorden te laten overdragen aan de Utrechtse bisschop. De hiervoor benodigde aktes werden opgesteld door Willem van Wijhe als notaris van bisschop Frederik van Blankenheim.

Om Noordoost-Nederland aan zich te binden beriep bisschop Frederik van Blankenheim zich graag op oude schenkingsbrieven met betrekking tot gebieden in het noorden van Nederland. Deze brieven bevonden zich in het bisschoppelijk archief in Utrecht. Willem van Wijhe wist hier de weg en was voortdurend op zoek naar deze oude documenten. Zo was daar de schenkingsbrief betreffende Drenthe van keizer Hendrik lll uit 1040. Als secretaris/notaris van de Utrechtse bisschop maakte Willem van Wijhe op basis van oude schenkingsbrieven nieuwe notariële documenten die vaak op 24 april 1419 werden gedateerd.

Het vinden van oude oorkondes was van groot belang voor bisschop Frederik van Blankenheim en Willem van Wijhe. Op een van de reizen heeft Willem van Wijhe in de kerk van Oldeberkoop een oorkonde van een voorganger van bisschop Frederik van Blankenheim gevonden uit 1247. Het gaat om een oorkonde van bisschop Otto III van Holland opgesteld in Deventer. In deze oorkonde uit 1247 is ook een nog oudere bisschoppelijke oorkonde opgenomen uit 1165 van bisschop Godfried van Rhenen met toestemming voor het bouwen van een kerk! Willem heeft de oorkonde vervolgens overgebracht naar het bisschoppelijk paleis in Vollenhove. Mogelijk speelde deze vondst ook een rol in het weer terugkrijgen van het bisschoppelijk gezag over Noordoost-Nederland.
In het archief van Kampen is het verslag van deze vondst geschreven door Willem van Wijhe bewaard gebleven.

Willem van Wijhe bracht de door hem in Oldeberkoop gevonden oude oorkonde uit 1247 naar het bisschoppelijk paleis in Vollenhove

Willem van Wijhe had een zoon die Johan heette. Bisschop Frederik gaf opdracht de kerk in Winssen, in handen van secretaris Willem van Wijhe, later te begeven aan diens zoon Johan.

Tijdens de jarenlange opvolgingsstrijd na het overlijden van Frederik van Blankenheim was Willem van Wijhe van 1423 tot ca. 1433 ook weer secretaris van bisschop Sweder van Culemborg. Willem van Wijhe was in zijn Utrechtse periode kanunnik van Sint Pieter in Utrecht en ook van de St. Lebuïnus in Deventer.

In dezelfde tijd was Willems neef Otto van Wijhe in Echteld de 5e heer. Opvallend is verder dat Willems zus Elisabeth in die tijd abdis van het klooster ter Hunnepe bij Deventer was. Er waren dus in de periode 1400 – 1433 nauwe banden tussen de Echteldse Van Wijhe’s en het bestuur van de katholieke kerk in Utrecht en Deventer.

De Lebuïnuskerk in Deventer waar Willem van Wijhe rond 1425 kannunik was

In het Regionaal Archief Rivierenland bevindt zich een wereldkroniek. Dit is een genre uit de middeleeuwen waarbij gebeurtenissen vanaf de Schepping chronologisch worden beschreven. De Tielse wereldkroniek is één van de eerste exemplaren uit ons land. Het handschrift bestaat uit een aantal delen. Het zesde deel dat tussen 1450 -1455 op schrift is gesteld, is heel bijzonder. In dit handschrift wordt twee keer over kanunnik Willem van Wijhe geschreven. Hij was notaris van twee Utrechtse bisschoppen en stond aan de basis van de universiteiten van Heidelberg en Keulen.

“De Tielse kroniek, een geschiedenis van de Lage Landen van de Volksverhuizingen tot het midden van de vijftiende eeuw, met een vervolg over de jaren 1552-1566”, redactie Jan Kuys e.a., 1983, Uitgeverij Verloren.

De auteur van de Tielse kroniek is onbekend. Verschillende onderzoekers hebben al vanaf 1914 geprobeerd de oplossing te vinden. Het moet iemand zijn die dicht bij Willem van Wijhe stond.

De inhoud van de Tielse kroniek is uniek door de belangstelling voor intellectueel leven en geestelijke orden. Er zijn genoeg aanwijzingen dat de Utrechtse wereld met het bisschoppelijke archief de bron van herkomst is voor de Tielse kroniek. Hoewel niet zelf de auteur, is de hand van Willem van Wijhe voelbaar. In dit verband vinden wij het opmerkelijk dat Anspach in zijn publicatie “Het riddergeslacht van Wijhe” in de Navorscher 1876 (blz. 530), vertelt dat Willem van Wijhe in 1458 stierf als pastoor in Tiel. Hij was toen bijna 90 jaar oud. Willem van Wijhe leefde dus nog toen de tot nu toe onbekende auteur de Tielse kroniek samenstelde. Wij denken dat Willem van Wijhe met zijn rijke levenservaring aan het eind van zijn leven nog met plezier veel heeft bijgedragen aan de Tielse kroniek. Het schrijven is door iemand anders gedaan maar Willem van Wijhe zal veel verteld hebben over wat hij (en ook zijn familie) allemaal heeft meegemaakt.

Zo zal Willem van Wijhe verteld hebben van de Drielse geschillen waarin hertog Arnold in conflict kwam met de stad Nijmegen. Anspach meldt in zijn eerder genoemde publicatie, dat tijdens dit conflict Willem van Wijhe in 1440 werd gegijzeld door de Nijmegenaren.

Ook beschrijft de auteur van de Tielse kroniek op spectaculaire wijze de watersnoodramp van 1438 bij het dorp Ooij, vlak bij de Wijenburg. De bandijk brak daar op 7 verschillende plaatsen door en zorgde voor grote overstromingen.

In 1453 hebben 7 Van Wijhe’s samen een Geestelijk Gilde opgericht dat Onze Lieve Vrouwe tot zijn schutspatrones koos en een altaar met vicarie ter harer eere in de kerk te Ooij stichtte. Willem van Wijhe was een van de oprichters van dit geestelijk Van Wijhe Gilde.