In de nadagen van de Middeleeuwen, aan het eind van de vijftiende eeuw, leefde de mensheid tussen hoop en vrees. De pest waarde rond door Europa en angst voor de duivel was gemeengoed. Bij velen bestond de gedachte dat het einde der tijden, met al zijn verschrikkingen, nabij was. Diep van binnen bleef echter de hoop bestaan dat Jezus zou terugkomen op aarde zoals hij had aangekondigd. Een symbool van de vastberadenheid van dit geloof is terug te vinden in de Echteldse kerk.
Rond 1500 is in de Echteldse kerk een aantal muurschilderingen aangebracht. De muurschilderingen moesten aan de mensen duidelijk maken dat zij, in afwachting van Jezus’ komst, hun lot zelf konden bepalen. De beeltenis van Het Laatste Oordeel laat zien dat de mensen geloofden dat de mens na zijn dood beoordeeld zal worden. Het ging er vooral om of gedurende het leven het goede was gedaan. De beeltenis van Sint Joris, die de gevleugelde draak doorboort met zijn lans, moest duidelijk maken dat de mens ook het kwade kon bestrijden.
Bij binnenkomst van de kerk vallen de grote muurschilderingen aan de noordzijde meteen op. Door veel mensen worden deze schilderingen automatisch fresco’s genoemd. Bij (Italiaanse-)fresco’s brengt de schilder de verflaag aan op een natte pleisterlaag. De schilderingen in deze kerk zijn echter aangebracht naar Noord-Europees gebruik, wat inhoud dat de verflaag is aangebracht op een droge ondergrond met het gebruik, van ei, dierlijk lijm of caseïne als bindmiddel.
In zijn publicatie over de muurschilderingen uit 2000 (zie “over de vrienden” / geraadpleegde bronnen) dateert Le Blanc deze schilderingen aan het eind van de vijftiende eeuw. In die de tijd maakte ook Jeroen Bosch zijn Laatste Oordeelvoorstelling.
Op de voorstelling van het Laatste Oordeel in Echteld zien we Christus als wereldrechter, tronend op de regenboog. Uit zijn mond komt de lelietak en het tweesnijdend zwaard. Het is een letterlijke uitbeelding van de beschrijving van het bijbelboek Openbaringen. Aan weerszijden van Christus zijn Maria en Johannes de Doper geknield als voorsprekers weergegeven.De bazuinblazende engelen zijn zichtbaar, terwijl onderin de doden uit hun graven verrijzen. Ook zijn er zwarte figuurtjes te zien, een zeilschip en een kruiwagen met vastgebonden mensen, die door de duivel wordt voortgeduwd. Ook ontbreekt de weegschaal niet om de zielen te wegen.
De tweede voorstelling van de Sint Joris en de draak komt niet zo vaak voor in de Nederlandse kerken. Sint Joris behoort tot de meest vereerde heiligen in de Middeleeuwen. Hij leefde rond 300. Hij was een hooggeplaatste militair die vanwege het openlijk belijden van zijn christelijk geloof de marteldood stierf. Volgens de legende leefde er in de moerassen bij de stad Silena een draak. Deze hield zich alleen rustig als hij elke dag twee schapen kreeg. Toen deze schapen opraakten werd het 1 schaap en 1 kind, dat door het lot werd aangewezen. Zo viel het lot op de dochter van de koning. Na een hartverscheurend afscheid werd het meisje naar het moeras gebracht. Op dat moment verscheen Sint Joris die het monster met zijn lans doorboorde. Hij liet de koningsdochter haar gordel om de nek van het dier binden, waarna de draak als een hond aan de lijn de stad werd binnengevoerd. Bij het zien van dit schouwspel sloegen de bewoners van de stad op de vlucht, maar Sint Joris beloofde de draak te doden als de inwoners zich zouden bekeren tot het christendom. Daarop liet de koning zich met al zijn onderdanen dopen.
Sint Joris behoorde in de Middeleeuwen tot de zogenaamde groep van “noodhelpers”. Als men zo’n helper had aanschouwd, was men er zeker van op die dag geen dood te sterven zonder de heilige sacramenten te hebben ontvangen. Meestal vinden we beeltenissen van noodhelpers bij de uitgang van de kerk met de gedachte: “er nog even naar kijken voor mijn zieleheil”. Onduidelijk is waarom deze, voor Nederland unieke, afbeelding zo nadrukkelijk op de koorwand van de kerk prijkt. Er is wel een relatie met de voorstelling van het Laatste Oordeel. Bij het Laatste Oordeel wordt duidelijk gemaakt dat het kwade tot verdoemenis leidt. De legende van Sint Joris maakt juist duidelijk dat het kwade overwonnen kan worden.
Er is wellicht in Echteld nog een andere reden voor deze prominente plaats van Sint Joris. Algemeen werd Joris in de Middeleeuwen als de patroonheilige van edelen en ridders beschouwd. Het beeld van de vrome, dappere, heldhaftig strijdende en soeverein zegevierende Sint Joris was het ideaal van de adel in de late middeleeuwen. Zoals al vaker aangegeven, ligt de kerk van Echteld naast kasteel de Wijenburg en was er een nauwe band met de bewoners van dit kasteel. De Van Wijhe’s stichtten hier hun vicarie Sint-Catharina. Verschillende leden uit de familie bekleedden door de eeuwen heen belangrijke kerkelijke functies. Hun beider oorsprong lag in het bisdom Utrecht.
Verschillende beschouwingen plaatsen de muurschildering van Sint Joris in Echteld rond 1500. Dit is precies in de tijd dat Otto van Wijhe, de 7e heer van Echteld, een hevig conflict met hertog Karel van Gelre uitvocht. Leden van de familie Van Wijhe hadden zich als onafhankelijken kunnen handhaven tegenover een steeds grotere invloed van de hertog op het regionale bestuur van het rivierengebied. De Neder-Betuwe had altijd te maken met water en daarvoor was regulatie nodig. Toezicht en beheer hiervan kwamen steeds meer in handen van de hertog. Heel lang heeft Otto van Wijhe zich hiertegen verzet.
De politieke spanningen van die tijd draaiden erop uit dat Otto van Wijhe in 1492 op last van de hertog gevangen werd genomen en in Wageningen werd gefolterd. De Wijenburg werd in brand gestoken en de gracht gedempt. In het dorp werden grote verwoestingen aangebracht door soldaten van Karel van Gelre. De soldaten waren gelegerd in de Echteldse kerk ! Otto moest zich vervolgens vrijkopen voor 500 goudguldens. Terug in Echteld maakt hij het voor zichzelf nog erger. Hij wist van geen opgeven. Hij stelde in 1493 de Wijenburg open voor de de hertog van Bourgondië (de vijand van Karel van Gelre). De woede van de hertog van Gelre was groot. In 1495 dwong hij Otto van Wijhe het kasteel als leen en open huis aan hem op te dragen. Dit is een traumatische ervaring in het bestaan van de Van Wijhe’s op de Wijenburg. Ze voelden zich in hun eer en bestaan aangetast.
Naar ons oordeel is het heel goed mogelijk dat de grote afbeelding van Sint Joris en de draak verband houdt met deze gebeurtenis op de Wijenburg. Wellicht is Otto van Wijhe de sponsor van deze muurschildering. De Gelderse hertog symboliseerde voor hem het kwaad. Met de afbeelding van Sint Joris in de door soldaten gebruikte kerk laat Otto van Wijhe zien dat hij met deze patroonheilige van edellieden en ridders sterker is dan het kwade.
Le Blanc hint ook nadrukkelijk op de mogelijkheid dat Otto van Wijhe de hand heeft gehad in deze muurschilderingen. Het zou mooi zijn als toekomstig onderzoek deze these verder kan onderbouwen.
Tenslotte moeten ook nog de bijzondere kartelranden om de schilderingen worden genoemd. In Nederland komt zo’n gekartelde omkadering praktisch niet voor. Deze werkwijze werd toegepast in het gebied van de Nederrijn. Dat is het gebied in de deelstaat Noordrijn-Westfalen in Duitsland dat grenst aan het zuidoosten van Nederland. Rond 1500 was deze omkadering daar heel populair. Laat dit nou net de omgeving zijn waar de familie Van Wijhe veel kwam, waar ze grond bezaten, waar ze kerkelijke functies bekleedden.
We vinden het mooi dat, al lopend door de kerk, en kijkend naar de muurschilderingen, de invloed van de Van Wijhe’s voor ons ook in deze kerk nog zo tastbaar is.