Inleiding.
Willem van Wijhe was de stamvader van de Arnhemse tak van de Van Wijhe’s. Zij voerden als wapen een halve uitkomende leeuw. Deze tak werd in 1485 door de hertog van Kleef beleend met Ressenerbroek (bij Valburg) en werden sindsdien Van Wijhe van Ressenerbroek genoemd. Zij waren belangrijk (burgemeesters en richters) in Arnhem, Wageningen en in de buurt van Doesburg. In de periode 1435-1535 was er vrijwel steeds een Van Wijhe van deze tak bestuurder in Arnhem!
Leden van deze tak zijn nog te vinden tot ca. 1660 in Deventer, Arnhem, Oldebroek, Zutphen en Doesburg.
In 1625 komen we in de buurt van Doesburg Gijsbert van Wijhe tegen die als beschermheer optrad voor Anna van Middachten.
Boeiend is ook dat kapitein Roelof van Wijhe (van de Arnhemse-tak) in 1617 het Caelshuis in Deventer (aan de Stromarkt) kocht. Roelof overleed in 1629 maar vermoedelijk heeft zijn vrouw, Johanna Splijthof, het huis nog tot ca. 1648 bewoond.
Het Caelshuis was ook het huis waar ca. 200 jaar later ds. J. Anspach opgroeide! Ds. Anspach is de bekende onderzoeker naar het riddergeslacht Van Wijhe. Hij publiceerde de resultaten van zijn onderzoek in 1876 in het tijdschrift “De Navorscher”. Roelof van Wijhe was kapitein in de infanterie van het Staatsche Leger. Hij werd met zijn compagnie in december 1616 in Gulik gelegerd. In 1613 komen we hem in Doesburg tegen. Ook verbleef hij in de periode 1612-1616 in Zwolle.
Vermoedelijk woonde het gezin van kapitein Roelof van Wijhe al voor 1600 in Deventer want in 1598 lieten Roelof en zijn vrouw Johanna Splijthof hun kind dopen in de Deventer Lebuinuskerk. Volgens Anspach heeft kapitein Roelof van Wijhe verschillende keren geprobeerd om toegelaten te worden tot de Ridderschap. Vanwege te weinig bezittingen is dat niet gelukt.
In de Lebuïnuskerk ligt ook de grafsteen (met medaillon en een naar links klimmende leeuw) van Jan van Wye overleden in 1724. Zijn zoon Ds. Henricus van Wijhe studeerde aan de Gelderse universiteit in Harderwijk en was dominee in Wilp. Niet duidelijk is of er een relatie met de adellijke Van Wijhe’s was.
De Arnhemse-tak komen we ook in Belgie tegen. Hendrik van Wijhe, een kleinzoon van Willem van Wijhe de stamvader van de Arnhemse tak, trouwde (waarschijnlijk rond 1470, in ieder geval voor 1481) met Heilzoete van der Buerse, Willemsdochter uit Brugge. Haar familie (Jacob ter Buerse) had in 1423 het beroemde gebouw Ter Buerse of Ter Beurse in de Vlamingstraat nr. 35 in Brugge gebouwd.
De familie Ter Buerse was in Brugge al sinds 1285 bekend als hoteliers van de herberg Ter Buerse. Bovendien gaven zij juridisch en commercieel advies aan buitenlandse kooplieden (ons woord beurs komt hier vandaan).
Geertruid van Wijhe een kleindochter van Willem en zus van Hendrik was voor 1461 getrouwd met Godert ingen Nulandt, heer van Valburg. Hun zoon Hendrik ingen Nulandt “de Oude”, was reder in Brugge en eigenaar van het huis Nulandt onder Elst. Zijn zoon en kleinzoon komen we tot 1560 tegen als bestuurders van Brugge (schepen en thesaurier). Beweerd wordt dat de onlangs overleden Belgische Koningin Fabiola van dit echtpaar afstamt.
De familie Ingen Nulandt heeft waarschijnlijk tussen 1452 en 1515 in de Arnhemse Kerkstraat/Koningsstraat het Presickhaeffs Huys bewoond. Dit huis is een van de weinige middeleeuwse monumenten die in Arnhem bewaard zijn gebleven.
Geertruid van Wijhe en haar man Godert ingen Nulandt leven alle twee nog in 1474. Zij woonden op dat moment in het huys “die Wurd” in het buurtschap Lienden.
In de vijftiende en zestiende eeuw komen er (ook in het Rivierengebied) zoveel Van Wijhe’s voor dat het vaak moeilijk is om te bepalen bij welk deel van de Van Wijhe – familie ze horen. Johan, Willem, Herman en Dirk van Wijhe zijn namen die in deze periode veelvuldig in de archieven zijn terug te vinden. Vaak is dan de vraag, “hoort deze Johan of Dirk van Wijhe bij de Wijenburg of is hij van kasteel Hernen?” Het is evenwel heel goed mogelijk dat het gaat om een Van Wijhe van de Arnhemse tak. Om hier meer klaarheid in te brengen hebben we onze kennis van de Arnhemse Van Wijhe tak hier gepubliceerd.
De Arnhemse tak begint rond 1400 bij Willem van Wijhe een kleinzoon van Johan van Wijhe de 3e heer van Echteld. De Arnhemse tak heeft ruim 100 jaar, namelijk van ca. 1430 – 1530, deel uitgemaakt van het bestuur van Arnhem. Ze hadden minder bezittingen dan hun familie in Echteld en Hernen. Wel behoorden ze in 1472 net als de Van Wijhe’s van Hernen tot de edelen waar hertog Arnold over wenste te beschikken.
Na 1530 lijkt de invloed van de Arnhemse tak af te nemen. De laatste 3 mannelijke nazaten die we rond 1650 konden traceren waren: Otto van Wijhe in Oldebroek bij Elburg, Herman van Wijhe in Doesburg/Arnhem en waarschijnlijk Jan Hermanszoon van Wijhe in Arnhem.
Gebruikte bronnen: Anspach, Abblaing, Archief Van Rhemen, Gelders Archief / familie Van der Feltz,/ huis Middachten / huis Cingelenborg in Neerrijnen, Historisch Centrum Limburg, Genealogie Van Meeckeren (Vorsterman van Oyen,1874) , Streekarchivariaat Noord West Veluwe en eigen speurwerk in de archieven van Deventer, Doesburg, Zutphen, Arnhem en Wageningen .
Opvallende zaken:
Ruim 100 jaar in bestuur van Arnhem.
Belening in 1485 door de hertog van Kleef met Ressenerbroek ca. 100 morgen groot.
Grondbezit in: Gendt, Beinhem, Bredelaer (bij Elst), Meerlo, Roderingh (Vorden), Hemmen, Oosterhout (ten zuiden van Elst), Oldebroek en Heteren (Ressenerbroek).
Huizenbezit: Koningsstraat Arnhem,Turfstraat Arnhem, die Wurd Lijnden bij Elst (met de familie van Ingen Nulandt), Caelshuis in Deventer, huis “De Leye” in Zutphen.
Hun bezit versnippert en verdampt met 3e/4egeneratie (Cornelis en Goosen van Wijhe hebben Ressenerbroek in 1555 grotendeels verkocht).
De Belgische Van Wijhe-tak in Brugge.
De vriendschapsrelatie met de familie Van Middachten.
Voor zover na te gaan was er weinig contact met de families Van Wijhe in Echteld en Hernen.
Aangetrouwde families:
Van Bemmel, Ten Have , Van Heerdt, Ingen Nuland, Van der Buerse (Brugge), Van Hoekelom, De Gruytere, Van den Stade, Van Lyenden, Van Meeckeren, Van Eck, Breinck, Tho Boecop, Schull, Van Wijnbergen, Splijthof, Van Oldenbarneveldt, Van Haeften, Van Tellichhuysen, Illsinck, Ten Holtendorp, Spill, Van Luchteren en Van Kessel.
De heren van de Arnhemse Van Wijhe’s.
Willem van Wijhe (Hermanszoon en kleinzoon van Johan van Wijhe de 3e heer van Echteld) was de 1e Arnhemse Van Wijhe heer.
Willem van Wijhe de stamvader van de Arnhemse tak leefde van ca. 1380 tot ca. 1450. In die tijd was op de Wijenburg zijn neef Otto van Wijhe de 5e heer van Echteld. Onbekend is met wie Willem van Wijhe trouwde. Hij had in ieder geval een zoon die Herman heette. Deze zoon werd omstreeks 1400 geboren.
Herman van Wijhe (Willemszoon, ook Herman “de Oude” genaamd) was de 2e Arnhemse Van Wijhe heer.
Zegel van Herman van Wijhe (de Oude) uit 1437 bestuurder in
Arnhem
(Gelders
Archief).
Hij leefde van ca. 1405 tot 1490. Herman van Wijhe was van 1429 -1464 schepen in Arnhem. Hij trouwde tweemaal. Zijn eerste vrouw was Mechtelt ten Have; daarna trouwde hij met vrouwe Van Heerdt. Hij behoorde in 1472 net als Reinier van Wijhe van Hernen, bij de edelen, over wie hertog Arnold (krachtens de verklaring van hertog Karel van Bourgondië, en overeenkomstig het verdrag van december 1471) naar goeddunken wenste te beschikken, “wijl zij rait ind dait van sijne jemerlicken gevanckenisse” geweest waren.
In 1484 was Herman van Wijhe (of was het zijn zoon Herman?) getuige bij het huwelijk van Johan van Arnhem en Aleid van Bemmel (Albertsdochter). Hun dochter Anna van Arnhem trouwde (rond 1508) met Anthonis van Middachten.
In 1490 stond hij borg voor zijn zoon Herman (de Jonge) en 2 andere ridders die door Floris van IJsselstein in Wageningen gevangen waren genomen en daarna voor 4000 goudguldens moesten worden vrijgekocht. Herman had minstens 7 kinderen namelijk Herman, Hendrik, Dirk, Mechteld, Geertruid, Elisabeth en Johanna.
–Herman
Geboren voor 1430. Trouwt in 1478 met Alijt van Bemmel (dochter van Willem Alards van Bemmel) en volgde zijn vader op als bestuurder in Arnhem (zat van 1450 – ca. 1500 in het bestuur van Arnhem). Hij is in 1465 hulder voor zijn moeder (volgens een leenacte in Rheden in 1465 is het Mechteld ten Have).
Hij wordt Herman van Wijhe “de Jonge” genoemd. In 1452 maakt Otto van den Stade richter in de Overbetuwe bekend dat Gillis van Ingen Nulandt en zijn vrouw Lijsbet aan Herman van Wijhe Hermanszoon een jaarlijkse rente van 100 rijnsguldens overdragen komend uit het huis Bredelaer bij Elst. Herman van Wijhe wordt hierbij genoemd als procurator van de vier canonicale prebenden (waarschijnlijk te Elst). In 1476 had Herman van Wijhe een huis in de Koningsstraat in Arnhem (net als de familie van Ingen Nulandt).
–Hendrik
Trouwt (rond 1470, in ieder geval voor 1481) met Heilzoete van der Buerse, Willemsdochter uit Brugge. Haar familie (Jacob ter Buerse) had in 1423 het beroemde gebouw Ter Buerse of Ter Beurse in de Vlamingstraat nr. 35 in Brugge gebouwd. De familie Ter Buerse was in Brugge al sinds 1285 bekend als hoteliers van de herberg Ter Buerse. Bovendien gaven zij juridisch en commercieel advies aan buitenlandse kooplieden (ons woord beurs komt hier vandaan). Door dit Belgische huwelijk van Hendrik met Heilzoete ging Hendrik van Ingen Nulandt Godertszoon naar Brugge (Godert van Ingen Nulandt was met Geertruid van Wijhe getrouwd een zus van Hendrik van Wijhe). Hendrik van Wijhe overlijdt in 1509 te Brugge.
–Dirk
Had een zoon (geboren ca 1475?) die Herman heette en die trouwde met Anna van Hoekelom. Haar vader was Otto van Hoekelom te Borklo bij Bennekom.
In 1532 verklaren Johan van Meekeren en Herman van Wijhe Dirkszoon dat zij aanwezig zijn geweest bij het afsluiten van een overeenkomst inzake het goed Meerlo. Herman Dirkszoon was rond 1525 mogelijk hofmeester van de vorstinne van Gelre (de vrouw van hertog Karel van Gelre).
–Mechteld
Zij was een dochter van Mechteld ten Have. Wordt in 1509 genoemd als zuster van Dirk.
–Geertruid
Zij was voor 1461 getrouwd met Godert van Ingen Nulandt heer van Valburg. Zij hadden tenminste 11 kinderen. Hun zoon Hendrik van Ingen Nulandt “de Oude”, was reder in Brugge en eigenaar van het huis Nulandt onder Elst. Zijn zoon en kleinzoon komen we tot 1560 tegen als bestuurders van Brugge (schepen en thesaurier) .
De familie van Ingen Nulandt heeft waarschijnlijk tussen 1452 en 1515 in de Arnhemse Kerkstraat/Koningsstraat het Presickhaeffs Huys bewoond. Dit huis is een van de weinige middeleeuwse monumenten dat in Arnhem bewaard is gebleven. In 1452 was Gelis van Ingen Nulandt schepen (wethouder) in Arnhem. Gelis was familie van Godert van Ingen Nulandt (waarschijnlijk een oom). Geertruid van Wijhe en haar man Godert van Ingen Nulandt leven beiden nog in 1474. Zij woonden op dat moment in het huys “die Wurd” in het buurtschap Lienden (bij Elst). In 1497 is Godert dood.
–Elisabeth
Haar moeder heette Van Heerdt. Elisabeth trouwt met Jan de Gruytere. Hij is dood voor 1509. Volgens Abblaing trouwde zij daarna met Otto van den Stade, zoon van Evert van den Stade en Johanna van Wijhe (een zoon van haar zus dus).
–Johanna
Zij trouwt (ca. 1480) met Evert van den Stade waarschijnlijk ook uit Valburg.
Evert van den Stade en Herman van Wijhe de jonge (een broer van Johanna) ondertekenen in 1506 de aflegging van de eed van trouw aan de aartshertog van Oostenrijk door de burgemeesters en schepenen van Arnhem.
In 1509 trad Evert van den Stade namens haar op bij de verdeling van de erfenis van haar broer Hendrik. Evert van den Stade erft in 1497 van de familie van Ingen Nulandt.
Dochter Anna van den Stade trouwt in 1509 met Joost van Randwijck. Zoon Rutger van Randwijck is in 1552 en 1558 burgemeester van Gennep..
Herman van Wijhe (Hermanszoon, ook Herman “de Jonge” genaamd) was de 3e Arnhemse Van Wijhe heer.
Zegel van Herman van Wijhe (de Jonge) uit 1469, bestuurder in Arnhem (Gelders Archief).
Hij leeft van ca. 1450 tot 1531. Vanaf 1450 in het bestuur van Arnhem. In 1477 is hij burgemeester in Arnhem. Hij trouwt in 1478 met Alijt van Bemmel, dochter van Willem Alards van Bemmel.
Herman van Wijhe werd in 1485 door de hertog van Kleef beleend met Ressenerbroek (land ten noorden van Valburg) ca. 100 morgen groot. Alijt van Bemmel is dood in 1553.
In 1486 koopt Herman van Wijhe “de Jonge” van Sander van Ingen Nulandt het huis Nulandt en het collatierecht der vier canonicale prebenden te Elst. Hij verkoopt het bezit weer in 1489 aan Wilhelmus van Ingen Nulandt, biechtvader der zusters in Huissen. Henricus en Johannes van Ingen Nulandt, waren allen zonen van Godert van Ingen Nulandt (de man van Geertruid van Wijhe, zus van Herman). Herman is in 1508 als vriend van de bruidegom aanwezig bij het vaststellen van de huwelijkse voorwaarden tussen Anthonis van Middachten en Anna van Arnhem. In 1481 verzoekt Aelbert van Redinchaven aan de leenheer (huis Bergh) om zijn neef Herman van Wijhe jr. te belenen met een stuk grond te Gendt.
Herman van Wijhe wordt eind 1489 samen met 2 andere ridders door de stad Arnhem op verzoek van de burgers van Wageningen naar die plaats gezonden om met gewapende burgers uit Arnhem verdere ongeregeldheden in Wageningen door strooptochten van Hoekschen uit Holland te helpen voorkomen. Herman van Wijhe werd samen met zijn 2 collega-ridders gevangen genomen door Floris van IJsselstein. Volgens een uitspraak van Adolf graaf van Nassau en Jan graaf van Egmond uit 1490 moesten ze samen 4000 Rijnse goudguldens losgeld betalen. Hermans vader moest daarbij ook borg staan.
Herman van Wijhe (de Jonge) en Alijt van Bemmel hadden voor zover bekend zeven of acht kinderen te weten Gijsbert, Derk , Herman, Sophia, Goossen, mogelijk Aeldert (of Alard), Evert en Hendrik. In een erfmagescheid uit 1530 in het Limburgs Archief i.v.m. de heerlijkheid Blitterswijk en Wanssum (bij Meerlo) staan vermeld de kinderen Gijsbert, Derk, Hendrik, Goossen en een zoon (Aeldert?) van wie ze al lang niets meer hadden vernomen (opvallend is dat Herman niet is vermeld). In een magescheid uit 1541 in het Gelders Archief staan de kinderen Gijsbert, Hendrik, Goossen, Evert en Herman vermeld (opvallend is dat Aeldert en Derk niet staan vermeld). Gijsbert was de oudste zoon en hij ontvangt daarom vooraf enkele goederen en vervolgens delen alle zonen gelijk bij het verdelen van de erfenis van Herman van Wijhe en Alijt van Bemmel.
–Gijsbert
Hij leeft van ca. 1480 tot 1548. In 1548 wordt hij in een acte genoemd als de oudste broer van zijn zuster Sophia. In 1518 was Gijsbert van Wijhe samen met Arnt tho Boecop schepen van Arnhem. In 1533 en 1535 was hij richter van Arnhem. Vanwege Ressenerbroek stond Gijsbert op de eerste riddercedul van de Over-Betuwe maar hij werd niet verschreven (uitgenodigd) omdat hij in Arnhem woonde. Gijsbert van Wijhe, richter te Arnhem en in de Veluwezoom, legt in 1534 als leenman de eed af tegenover Jasper van Lynden heer van Hemmen en Blitterswijk.
Gijsbert was getrouwd met Heijlwich van Lyenden. In 1548 was Heijlwich weduwe en in een verpachtingsacte werden haar kinderen Elisabeth en Cornelis genoemd. De akte werd mede ondertekend door Johan van Meeckeren en Goossen van Wijhe.
–Derk
Staat vermeld in een magescheid uit 1530 maar niet in een magescheid uit 1541. Was hij toen al overleden?
–Herman
Geboren ca. 1480. Getrouwd met Anna van Eck (voor 1502). Hij leeft nog in 1554. In 1558 verkopen zijn weduwe Anna van Eck en haar dochter Anna een stuk land in het Ressenerbroek aan Margriet van Visbeeck weduwe van Hendrick van Middachten. In 1559 koopt weduwe Anna van Eck een jaarrente van Peter van den Bergh en zij verkoopt het weer in 1565. Anna van Eck is dan getrouwd met Egbert Hoeijck. Herman van Wijhe was hofmeester van hertog Karel van Gelre.
–Sophia
Wordt genoemd in 1548 in een acte als zus van Gijsbert van Wijhe.
–Goossen
Was waarschijnlijk de jongste zoon van Herman van Wijhe (de Jonge) en Alijt van Bemmel. Waarschijnlijk werd Goossen geboren rond 1500. Hij leeft nog in 1577 maar is dood in 1600. Goossen van Wijhe trouwt vermoedelijk rond 1550 met Marie van Tellichhuysen die naar onze inschatting in ca. 1530 is geboren. Zij leeft nog in 1605 volgens een akte in Doesburg. Goossen had een zoon die Gijsbert heette en vermoedelijk werd geboren rond 1560. Mogelijk had hij ook nog een zoon Albertus. Goossen en zijn vrouw Maria verkopen in 1558 een stuk grond in het Ressenerbroek aan Margriet van Visbeeck weduwe van Hendrick van Middachten, In 1561 verkopen Goossen en zijn vrouw opnieuw een stuk van het bezit Ressenerbroek ditmaal aan Karel van Middachten als voogd over de weduwe en de kinderen van Hendrick van Middachten.
–Aeldert
Mogelijk was er ook een Aeldert Hermanszoon van Wijhe.
–Evert
Evert van Wijhe is geboren rond 1500 en moet getrouwd zijn geweest met N.N. Schull. Haar vader was vermoedelijk Tilman Schull van 1503 tot 1526 stadssecretaris van Zutphen en getrouwd met Efze. Vermoedelijk had deze Tilman Schull drie dochters en een zoon.
De zoon was Henric Schull. Hij is bekend omdat hij veroordeeld werd wegens het begaan van een moord. Hij werd naar Keulen verbannen. In 1547 mocht hij weer terugkomen naar Zutphen maar hij moest nog jarenlang via “de Bornhof” aan de armen een bedrag betalen als boete (zie artikel op internet over huis “De Leye”). Henric Schull overleed in 1581 in Keulen.
We zijn in de Zutphense archieven geen kinderen van Henric Schull tegen gekomen. Bij het verdelen van zijn erfenis had hij vermoedelijk drie zusters (ze kregen allen een derde deel). Zuster Schull 1 zat in het klooster Isendoorn in Zutphen. Zuster Schull 2 was waarschijnlijk getrouwd met een Van Luchteren (burgemeester van Zutphen?). Zuster Schull 3 was getrouwd met Evert van Wijhe en zij was de moeder van Eeffse van Wijhe. In 1585 wordt er door de burgemeester van Keulen een uitspraak gedaan, waarschijnlijk inzake de erfenis van Henric Schull, ten overstaan van Lambert van Luchteren (burgemeester van Zutphen) en Diederick tho Boecop (echtgenoot van Eefse van Wijhe) enerzijds en het klooster Isendoorn anderzijds.
–Hendrik
Waarschijnlijk geboren rond 1490.Hij wordt aangegeven als de oudste zoon van Alijt van Bemmel in 1553 (zijn broers Gijsbert en Herman waren in 1553 al dood en Goossen, Evert en Aeldert waren kennelijk jonger. Hendrik trouwt in 1553 met Henrica van Esbecke of Ertsbeke of Asbeeck.
Hendrik had een leengoed in Gendt (bij Nijmegen). Hendrik van Wijhe overleed in 1561 en liet toen twee onmondige kinderen na waar zijn broer Goossen voogd over werd. Deze kinderen, geboren rond 1550, heetten Hendrik en Cornelis.
De Kleinkinderen van Herman van Wijhe “de Jonge” de 3e Arnhemse Van Wijhe heer.
–Cornelis van Wijhe zoon van Gijsbert
Cornelis van Wijhe is geboren in ca. 1510 en trouwde (rond 1535?) met Wilhelmina van Haeften tot Putten (zij zal rond 1550 overleden zijn). Cornelis van Wijhe trouwde na het overlijden van zijn eerste vrouw Wilhelmina van Haeften met Geertruid van Breinck. Cornelis van Wijhe erkent in 1561 (volgens een brief in het archief van Huis Hemmen, Gelders Archief) dat hij een stuk land van 21,5 morgen groot in leen heeft ontvangen van Dederick van Lynden. Bij een van de Hemmense-aktes in het Gelders Archief is nog een fragment van het zegel van Cornelis van Wijhe bewaard gebleven. Cornelis van Wijhe is dood in 1585 want dan wordt Geertruid zijn weduwe beleend met 21,5 morgen land onder Hemmen door de leenheer Dirk van Lynden (de moeder van Cornelis van Wijhe was Heylwich van Lynden). Dirk van Lynden ondertekende in 1579 de Unie van Utrecht waarmee ontrouw aan het gezag van de Spaanse koning Philips II werd bekrachtigd. In 1550 wordt Cornelis van Wijhe met een deel van de Ressenerbroek beleend vanwege het overlijden van zijn vader. In 1556 verkoopt hij zijn deel van Ressenerbroek aan Karel van Middachten. In de akte wordt dan de vrouw van Cornelis Geertruid genoemd (dit was zijn 2e vrouw, Geertruid van Breinck). Willem van Haeften heer van Putten en Puttenstein was een broer van Wilhelmina van Haeften de 1e vrouw van Cornelis van Wijhe. Willem van Haeften was in 1555 in de Ridderschap van de Veluwe een “collega” van Cornelis van Wijhe.
In 1601 is Ressenerbroek verkocht door Anna en Henrica van Middachten. Zij waren de erfgenamen van Hendrik en Carel van Middachten. Rond 1558 hebben de kinderen van Herman van Wijhe de jonge hun bezit Ressenerbroek verkocht aan Hendrik van Middachten. Zijn broer Carel van Middachten was getrouwd met een dochter van Geertruid van Wijhe (Hermansdochter, zie de Echteldse Van Wijhe’s, bij Otto van Wijhe de 7e heer van Echteld) en Joachim van Hoemen. Carel van Middachten was een zoon van Anthonie van Middachten en Anna van Arnhem (Herman van Wijhe de oude was getuige bij het huwelijk van de ouders van Anna van Arnhem!).
In 1561 ontvangt Cornelis van Wijhe de helft van een leengoed in Gendt na het overlijden van zijn oom Hendrik van Wijhe.
Wilhelmina van Haeften, de 1e vrouw van Cornelis van Wijhe, was een dochter van Otto Claeszoon van Haeften (beleend met het Hoge Huys in Beesd) en Margaretha de Vos van Steenwijk (kasteel Puttenstein en kasteel Schouwenburg in Elburg). Margaretha de Vos van Steenwijck was erfdochter van Frans de Vos van Steenwijck en Gosewina van Varick. Margaretha de Vos van Steenwijck erft in 1524 de vaderlijke goederen in Putten en in 1554 leeft zij niet meer want dan erft haar zoon Willem de goederen. Over de afkomst van Margaretha de Vos van Steenwijk is nogal wat te doen geweest want er werd beweerd dat zij een ondergeschoven (onecht) kind zou zijn.
Cornelis van Wijhe was in 1563 richter van Wageningen. Hij wordt in 1555 genoemd als lid van de Veluwse Ridderschap. In 1565, 1570 en 1577 staat hij op riddercedul van Nijmegen.
–Elisabeth van Wijhe dochter van Gijsbert.
Elisabeth van Wijhe trouwde in 1529 met Dirk van Meeckeren. Haar moeder was Heijlwich van Lyenden. In 1548 was Heijlwich weduwe (Gijsbert van Wijhe was overleden) en in een verpachtingsacte werd Elisabeth als haar dochter genoemd. De akte werd mede ondertekend door Johan van Meeckeren (haar zoon?) en Goossen van Wijhe (de jongste broer van haar vader).
–Roelof van Wijhe zoon van Cornelis.
Cornelis van Wijhe had een zoon die Roelof heette (geboren ca. 1560, moeder Geertruid?) en hopman / kapitein was in het Staatse leger. Roelof van Wijhe kocht in 1617 het Caelshuis in Deventer aan de Stromarkt, De betaling van de kooppenningen t.w.v. 338 goudgulden werd gedaan door broeder G(e)erlich Doys burgemeester van Deventer. De familie Doys had in de 16e eeuw veel bezittingen o.a. Vosbergen en Frieswijk. Geerlich Doys was in 1592 getrouwd met Herberta Splythof (geboren in 1560) dochter van Helmich Splythof burgemeester van Zwolle en Maria Adriana van Renesse van Wulven en Wylp. Herberta Splythof was eerder getrouwd met Splinter Helmich van Welle (geboren 1545, overleden 1589). Van Geerlich Doys en Herberta Splythof is een dubbelportret bewaard gebleven. Roelof van Wijhe trouwde met Johanna Splijthoff dochter van Joachim Splijthof en Gerberich Bouden.
Roelof van Wijhe overleed in 1629 maar vermoedelijk heeft zijn vrouw, Johanna Splijthof, het huis nog tot ca. 1648 bewoond. Het Caelshuis was ook het huis waar ca. 200 jaar later ds. J.Anspach opgroeide! Ds. Anspach is de meest bekende onderzoeker naar het riddergeslacht Van Wijhe. Hij publiceerde de resultaten van zijn onderzoek in 1876 in het tijdschrift “De Navorscher”.
Roelof van Wijhe was kapitein in de infanterie van het Staatsche Leger. In het archief van Zutphen is een brief bewaard gebleven waarin wordt gemeld dat bij een monstering in 1604 in Doetinchem de compagnie van kapitein Roelof van Wijhe 101 manschappen telde. Hij werd met zijn compagnie in december 1616 in Gulik gelegerd. In 1613 komen we hem in Doesburg tegen. Ook verbleef hij in de periode 1612-1616 in Zwolle.
Vermoedelijk woonde het gezin van kapitein Roelof van Wijhe al voor 1600 in Deventer want in 1598 lieten Roelof en zijn vrouw Johanna Splijthof hun kind Herbrecht dopen in de Deventer Lebuinuskerk. Deze Herbrecht van Wijhe trouwde later met Christoffel van Munster (comis) in Bredevoort. Haar zuster Anna van Wijhe trouwde in 1619 jonker John Couper hopman in Staatse dienst. John Couper sneuvelde in 1632 bij het beleg van Maastricht. De familie Couper was mogelijk van Schotse origine.
Volgens Anspach heeft kapitein Roelof van Wijhe verschillende keren geprobeerd om toegelaten te worden tot de Ridderschap. Vanwege te weinig bezittingen is dat niet gelukt.
In de USA circuleert in de familie Knickerbocker een stamboom waarin ze (mogelijk) afstammen van Roelof van Wijhe van de Arnhemse van Wijhe-tak. Wij hebben daarvoor geen enkel bewijs gevonden. In deze Knickerbocker-stamboom heeft Roelof van Wijhe een zoon Johannes van Wijhe (van Bommel) die trouwde met Jannetje Jansen uit Masterlandt. Hun zoon was Harmen Jansen van Wye die in 1674 in de USA arriveerde en in 1682 een contract tekenden met de naam “van Wyekycback”. Deze naam werd daarna in Amerika Knickerbocker.
–Otto van Wijhe zoon van Cornelis
Waarschijnlijk had Cornelis van Wijhe (volgens Van Rhemen) ook een zoon Otto met als moeder Wilhelmina van Haeften de 1e vrouw van Cornelis van Wijhe (haar vader heette Otto!). Otto van Wijhe’s vrouw zou volgens Van Rhemen een Van Oldenbarneveld zijn geweest. Otto van Wijhe Corneliszoon is waarschijnlijk geboren in de periode 1540-1550.
Opmerkelijk is dat in 1626 een Willem van Wijhe in Harderwijk trouwde met Mechteld van Vanevelt. Was deze Willem een zoon van Otto van Wijhe Corneliszoon? Willem van Wijhe was luitenant onder kapitein Boom in garnizoen in Meurs (nu Moers in het Duitse NRW). Willem van Wijhe overlijdt in 1634. Mechteld van Vanevelt was een dochter van Amelinck Brinck van Vanevelt, schepen in Harderwijk en Elisabeth van Middachten (dochter van Johan van Middachten tot Frieswijk en Ernesta van Delen). In 1654 vermeldt een akte in het Oudarchief van Harderwijk dat Mechteld van Vanevelt van de Dageraetsvicarie, waarvan de collatie op haar zoon staat, niet meer verlangt dan zij tot nu toe heeft genoten.
In Oldebroek komen we een jonker Otto van Wijhe tegen die in 1655 in Harderwijk trouwde met joffer Johanna Hendrica van Wijnbergen. Deze “Oldebroekse” Otto van Wijhe is overleden rond ca. 1670. Was deze Otto van Wijhe een kleinzoon van Otto van Wijhe Corneliszoon? De gedachte is bij ons opgekomen dat de “Oldebroekse” Otto van Wijhe mogelijk een zoon was van Willem van Wijhe en Mechteld van Vanevelt.
In 1654 werd aan de universiteit van Harderwijk een Otto van Wijhe ingeschreven afkomstig uit Mosa trajectum (Maastricht). Waarschijnlijk was dit een inschrijving van de bovengenoemde “Oldebroekse” Otto van Wijhe.
In de transcriptie op het protocol van vrijwillige rechtspraak van Oldebroek vinden we enkele transacties van de “Oldebroekse” jonker Otto van Wijhe. In 1666 neemt jonker Otto van Wijhe samen met juffrouw Herwien van Wijnbergen een hypotheek van 500 karoli guldens. Ook krijgt Otto van Wijhe een hypotheek van 2500 karoli guldens en een hypotheek van 800 karoli guldens van professor Johannes Christenius van de Gelderse universiteit in Harderwijk. In 1692 vallen uiteindelijk de Oldebroekse bezittingen van jonker Otto van Wijhe toe aan de erfgenamen van professor Johannes Christenius. Professor Christenius is dan net als jonker Otto van Wijhe al 20 jaar eerder overleden.
–Gijsbert van Wijhe zoon van Goossen
Gijsbert Goossenzoon van Wijhe (vermoedelijk geboren rond 1560) komt in de periode 1600-1630 meerdere keren in Doesburg voor. Gijsbert van Wijhe erft in 1629 van zijn nicht Eefse (een dochter van zijn oom Evert van Wijhe).
Gijsbert van Wijhe doet in 1600 hulde bij een transactie van Van Seist (een familielid). Een zus van Gijsberts moeder heette Mechteld van Tellichhuysen en was getrouwd met Johan van Seist.
In 1600 verkrijgt Marie van Tellichhuisen van haar zuster Mechteld een stuk grond in Beinhem bij Doesburg. Haar zoon Gijsbert doet hulde. Haar man Goossen is dan al dood. In 1605 doet zij de grond over aan Herman van Wijhe. In 1617 verkoopt Herman van Wijhe deze grond weer (Die Breide in het buurtschap Beinhem bij Doesburg).
In 1605 doet Maria van Tellichuysen (de moeder van Gijsbert van Wijhe) grond over aan een Herman van Wijhe. Was dat de vader van Jan Hermanszoon van Wijhe?
In 1621 verklaart Jr. Gijsbert van Wijhe, wonende op Middachten, dat hij heeft afgerekend met zijn neef Herman van Wijhe en diens huisvrouw Catharina van Acken. Het gaat daarbij ondermeer over het goed te Wouwenberch (Woudenberg).
Wilhelmina Jansdochter van Wijhe was een dochter van Jan Hermanszoon van Wijhe afkomstig uit Arnhem, die in 1621 met Harmke van Kessel trouwde. Qua timing denken we dat Jan Harmenszoon van Wijhe geboren moet zijn in ca. 1590 en zijn vader Herman ongeveer de leeftijd had van Gijsbert (geboren ca. 1560, een neef van Gijsbert?).
In 1625 is Gijsbert van Wijhe hulder van Anna van Middachten bij de aankoop van een huis in Rheden. De moeder van Anna van Middachten was Judith van Averenck. Judith van Averenck had een tante die ook Judith heette en met Eustaas van Wijhe van Echteld getrouwd was. Judith en Eustaas van Wijhe van Echteld lieten hun zoon Jasper in 1580 in Deventer dopen. In 1609 trad Gijsbert van Wijhe op als momber van Anna en Hendrica van Middachten i.v.m. verkoop van grond in Brummen.
Ook is Gijsbert van Wijhe in 1630 getuige bij de doop van Adam Steenbock (of Steenblock) in Doesburg. In de akte staan ook de namen van Eduard Warren en Jannes Ilsinck genoemd.
Onduidelijk is in welke relatie Ilsinck stond t.o.v Gijsbert van Wijhe. Opvallend is dat we in 1644/1649 in Doesburg het echtpaar Jan Ilsinck en Wilhelmina Jansdochter van Wijhe (geboren ca. 1625) tegenkomen. Eduard Warren was in 1630 68 jaar oud. In een leenacte in Hengelo (G) in1619 (i.v.m. belening van zijn stiefzoon Adam van Heerdt) wordt hij genoemd als corporaal van colonel Cecils compagnie ruiters. Hij was eerst getrouwd met Jkvr. Elisabeth van Seist (30 jaar lang). Zij was weduwe van Derk van Heerdt. Adam van Heerdt nam zij mee in haar huwelijk met Eduard Warren (Adam was zijn stiefzoon ).
De ouders van Elisabeth van Seist waren Johan van Seist en Mechtild van Tellichuysen (de zus van Gijsbert van Wijhe’s moeder). Herman van Wijhe de oude was rond 1450 getrouwd met een vrouwe Van Heerdt. Bij Abblaing zien we ook Warren en van Seist in relatie met Van Heerdt staan.
En dan was er nog Herman van Wijhe (geboren ca. 1585) die in 1641 een huis had in de Turfstraat in Arnhem (naast huis de Rose). Hij heeft een dochter Jonkvrouwe (volgens het ORA Doesburg) Catharina Hermansdochter van Wijhe (geboren ca. 1605) die in 1627 (volgens het archief in Arnhem) met Johan Spill van Doesburg trouwt. Catharina van Wijhe leeft nog in 1649 maar is in 1656 dood. Herman van Wijhe had ook nog een dochter Elisabeth (geboren ca.1610) die met Johan ten Holtendorp trouwde en daarna in ca. 1648 met Alart Reijnersen of Reijnders. Elisabeth Hermansdochter van Wijhe koopt in 1648 een brouwerij, een half huis halve inboedel etc. van Adolph en Laurens Heller en hun vrouwen (Swaen van Haegen en Hester Vroelix). Herman van Wijhe verkoopt in 1642 het huis in de Turfstraat (achter uitgaande op het kerkhof en tussen de huizen van Henrick Temminck en Peij) aan zijn schoonzoon Jan Spill. Als tegenprestatie moeten Jan Spill en zijn vrouw Catharina van Wijhe zorgen voor Herman van Wijhe zolang hij nog leeft.
In 1653 is er een civiel proces tussen Jan Ilsinck en Herman van Wijhe (ORA Doesburg). Mogelijk was deze Johan Ilsinck familie van de broers Ilsinck uit Doetinchem die in 1666 in Duisburg studeerden. Het wapen van de Ilsincks werd gebruikt door Everardus Ilsinck in Utrecht toen hij daar studeerde.
Herman van Wijhe schenkt in o.m. 1648 goed De Paddepoel in kerspel Zetten (huis Aerdt) aan de kinderen van Johan ten Holtendorp en Elisabeth van Wijhe en aan de kinderen van Catharina van Wijhe en Johan Spill.
Herman van Wijhe is in 1660 in Doesburg in de kerk begraven. Mogelijk was deze Herman een broer van Jan Harmenszoon van Wijhe van Arnhem.
Gijsbert Goossenzoon van Wijhe is volgens een Doesburgse leenakte niet meer in leven in 1648.
-Eefse of Eva van Wijhe dochter van Evert
Goossen van Wijhe had volgens een leenacte (goed ’t Roderingh te Vorden) een broer met een dochter die Eefse van Wijhe heette. Elders zien we in een leenacte betreffende het zelfde goed uit 1573 dat Elisabeth van Wijhe, een zus van Eefse, Evertdochter wordt genoemd (wij vermoeden dat Elisabeth ouder was dan Eefse).
Jonkvrouwe Eefse of Eva van Wijhe die we ook tegenkomen in het ORA van Doesburg en in Zutphen, voerde volgens de Gelderse Volksalmanak van 1887 een halve leeuw in haar wapen.
Eefse moet ongeveer in 1550 geboren zijn. In Zutphen wordt ze in 1578 vermeld als echtgenote van Derrick tho Boecop en in 1600 wordt ze genoemd als weduwe van Derrick tho Boecop. De familie Tho Boecop was katholiek maar 2 zussen van Derrick (en mogelijk ook zijn broer Willem) waren protestants geworden. Derrick Arentsz toe Boecop was ingeschreven als lid van de Schepenmemorie in Kampen in 1566. Hij werd in 1596 door de (Spaanse) vijand tussen Middelweerd en Helbergen in de IJssel gejaagd en is toen verdronken omdat hij verward raakte in zijn mantel. Zijn lichaam werd uit het water gehaald en naar Zutphen vervoerd. Er waren geen tekenen van geweld zichtbaar. De gemachtigde van Eva van Wijhe en haar minderjarige kinderen (volmacht te Zutphen 1596) verkoopt in 1597 onroerend goed in Kampen. Haar kinderen en kleinkind stierven voor haar, want in 1629 is haar neef Gijsbert van Wijhe haar erfgenaam.
In 1621 is er in Arnhem een proces wegens landverraad tegen de jezuit jonker Arent tho Boecop, een zoon van Eefse van Wijhe. Arent tho Boecop bezocht de Latijnse school in Zutphen en studeerde daarna in 1605 in Leiden onder rector Jacobus Arminius. Arent tho Boecop werd jezuit. Zijn (protestantse) tante Margaretha tho Boecop (zus van zijn vader) onterft hem in 1611 omdat hij jezuit is geworden en gebleven! Tijdens het proces was een studiegenoot van Arent tho Boecop de rechter (Johan Kaldenbach) en die heeft hem mild behandeld door hem niet te veroordelen voor landverraad maar slechts voor het onbevoegd uitoefenen van het priesterschap. Kort na het proces is Arent tho Boecop begin 1622 overleden door vergiftiging en in de St. Andreaskirche in Keulen begraven.
Arent tho Boecop was bevriend met Marcellus Franckheim die rector werd van de Latijnse school in Zutphen maar ondanks een protestantse opvoeding overging naar het katholieke geloof en Zutphen ontvluchtte. Mevrouw Willemijn Tuinstra heeft aan de Leidse universiteit onderzoek gedaan naar het leven van Marcellus Franckheim waarbij ook zijn relatie met Arent tho Boecop aan de orde komt. Willemijn Tuinstra won met haar scriptie over Marcellus Franckheim in 2020 de Johan de Witt scriptieprijs.
Eefse van Wijhe maakte in 1626 een testament (met een schenking aan het Zutphense weeshuis) op en en overleed in 1629.
Eefse (of Eva) van Wijhe verkocht in 1600 en 1615 huizen in Zutphen (waaronder het huis “de Leye”) die tot het (omvangrijke) bezit van de familie Schull behoorden.
Wilhelmina van Wijhe een zus van Eefse, was getrouwd met Thomas van Luchteren (burgemeestersfamilie in Zutphen), neef van (Henric) Schull.
Elisabeth van Wijhe (volgens leenakte Vorden 1573 wordt zij beleend met ’t goed Roderingh in Vorden dat daarvoor in het bezit van Henric Schull was) was zoals eerder aangegeven de andere zus van Eefse. Elisabeth van Wijhe overleed kennelijk in 1581 aangezien Eefse van Wijhe in dat jaar van haar erft.